DACE Contactbijeenkomst 'Wat is een eerlijke risicoverdeling voor inflatiecompensatie?'

DACE Contactbijeenkomst 'Wat is een eerlijke risicoverdeling voor inflatiecompensatie?'

6 oktober 2022 om 10:00 door Communicatie DACE 0 reacties

Door Rien Scholing (Bilfinger)


Inflatiecompensatie: naar een eerlijke risicoverdeling

De contactbijeenkomst van september 2022 werd als vanouds live gehouden in Soesterduinen. Na een half jaar oorlog in de Oekraïne met bijhorende energieprijsstijgingen kon het niemand verbazen dat inflatie het centrale thema was van de middag en dan specifiek: wat is een eerlijke inflatiecompensatie? Daartoe werden twee presentaties gehouden, waarbij de eerste inging op de vraag hoe inflatiecompensatie in langetermijncontracten kan worden ondergebracht. De tweede presentatie toonde een mogelijke compensatiebenadering op basis van een onlangs afgerond, langdurig project, waarbij voorspelling en werkelijkheid met elkaar vergeleken konden worden.

 

Door Rien Scholing (Bilfinger)

Inflatiecompensatie: naar een eerlijke risicoverdeling

De contactbijeenkomst van september 2022 werd als vanouds live gehouden in Soesterduinen. Na een half jaar oorlog in de Oekraïne met bijhorende energieprijsstijgingen kon het niemand verbazen dat inflatie het centrale thema was van de middag en dan specifiek: wat is een eerlijke inflatiecompensatie? Daartoe werden twee presentaties gehouden, waarbij de eerste inging op de vraag hoe inflatiecompensatie in langetermijncontracten kan worden ondergebracht. De tweede presentatie toonde een mogelijke compensatiebenadering op basis van een onlangs afgerond, langdurig project, waarbij voorspelling en werkelijkheid met elkaar vergeleken konden worden.  

DACEseptember2022contactbijeenkomst041DACEseptember2022contactbijeenkomst012

DACE-voorzitter Robert de Vries opende de bijeenkomst en vroeg wie aanwezig was bij het ICEC World Congress, dat in juni is gehouden in Rotterdam. Dat congres kon zowel technisch als inhoudelijk een succes worden genoemd. Technisch waren er uitdagingen omdat er niet alleen het live congres was met de vele, ook parallelle presentaties en discussies, maar online was het congres ook te volgen. Inhoudelijk leidde het thema “Predictable projects in a dynamic world” tot zinnige discussies over hoe relevant de cost engineer is in een steeds veranderende wereld, hoe die dynamische wereld eruitziet en welke technieken er zijn zoals big data en kunstmatige intelligentie om daarbij te helpen. Robert toonde een video met een korte filmische impressie van het congres en sloot af met de uitreiking van de Jan Korevaar award, de prijs voor ‘outstanding paper’ van het congres. Een internationale jury heeft tijdens het congres beoordeeld dat deze award wordt toegekend aan een paper van de heren Henk Akse (Traxxys), Erik de Bree, Andy van Dijck (Pan Narrans) en Henk Wijnants (Stork) getiteld “Investment Predictability of Conventional and Innovative Projects”. Robert las het mooie juryrapport voor en vatte dat samen met de woorden hoe een kostenraming gemaakt kan worden als sprake is van een innovatief project waarbij de informatie uit de standaard prijzenboekjes geen uitweg biedt: de kostendeskundige en de ingenieur moeten elkaar opzoeken.

DACEseptember2022contactbijeenkomst026

Langetermijncontracten  DACEseptember2022contactbijeenkomst081

De eerste spreker deze middag was ook Robert de Vries in zijn rol als DACE-voorzitter. Hij wilde graag over het onderwerp inflatie komen vertellen, omdat het hem sterk bezighoudt. Dat betreft dan met name hoe inflatiecompensatie moet worden vastgelegd in langetermijncontracten, met unit rates als basis. Geregeld hoort hij het antwoord “Oh, wij gebruiken de CBS-index” en men denkt daarmee de zaak geklaard te hebben. Vanmiddag wilde hij een aantal bevindingen delen om te laten zien dat dit onderwerp niet zo eenvoudig is. Die bevindingen zijn geen afgerond geheel en zijn bedoeld voor verdere discussie.

De langste langetermijncontracten kunnen wel 20 jaar duren, maar de meeste duren zo’n 5 tot 7 jaar. Na zo’n periode willen de meeste tenderboards bij klanten dat er weer een commerciële toets wordt gedaan, ook al is de gebruiker tevreden over de uitvoering.

De reden dat langetermijncontracten worden toegepast is voor de klant de zekerheid en het gemak dat de contractor al bekend is met de fabriek en de kans op ongelukken daarmee verkleind wordt. Ook bij de jaarlijkse CAPEX/OPEX-budgetbepalingen geven dit type contracten betere voorspelbaarheid. Er bestaat wel de angst dat te veel wordt betaald, dus die commerciële toets is eens in de zoveel jaar nodig. Voor de contractor geven langetermijncontracten het voordeel van een basis workload, die voorspelbaar is inclusief de bijhorende omzet. Ook geeft zo’n contract meer commerciële mogelijkheden voor verdere dienstverlening.

Vervolgens bladerde Robert in het woordenboek bij de woorden prijsindexatie en prijsescalatie. Indexatie betreft dan prijscorrectie door terug te kijken; escalatie door vooruit te kijken. Beiden maken gebruik van indices. Deze twee woorden, indexatie en escalatie, worden nogal eens door elkaar gehaald, wat soms tot spraakverwarring leidt.

Daarna werd vastgesteld waar in de Nederlandse wet- en regelgeving zaken zijn vastgelegd op het gebied van zogenoemde kostenverhogende omstandigheden, die de contractor rechtsgrondslag voor een claim geven. Dat betreft dan het Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 258 en Boek 7 artikel 753 en het UAV-2002 paragraaf 47. Die wetboekartikelen betreffen regelend recht, dat wil zeggen dat in contracten ook afwijkende bepalingen mogen worden opgenomen. Overigens als de artikelen niet expliciet worden uitgesloten dan zijn ze van toepassing, zo gaf Robert aan. De artikelen gaan ervan uit dat de kostenverhogende omstandigheid niet vooraf bekend was, terwijl voor nieuwe contracten wel bekend is dat er inflatie zal zijn. 

Statline

Robert nam het publiek vervolgens mee in de systematiek van het Centraal Bureau van de Statistiek, CBS, en hoe van daaruit prijscompensatie kan worden vastgesteld. In de Statline-databank van het CBS moet daartoe allereerst een sector worden gekozen; in het geval van Robert betreft dat de sector Metalektro, met SBI-nummers 24-30, 33, waarbij SBI staat voor standaard bedrijfsindeling. Die nummers, die bij deze code horen, betreffen verschillende soorten metaalbedrijven, zoals productie van auto’s, computers, machines of reparatie/installatie daarvan. Daarbij moet een keuze worden gemaakt voor een sector, bijv. Bouwnijverheid, Metalektro, Industrie die past bij het werk; een sector kiezen met een hogere index om flink wat compensatie te regelen moet niet worden gedaan. Bedenk bij dat laatste tevens dat er vele industrieën onder deze SBI-nummers vallen met verschillende CAO’s; daar is meestal geen een-op-een verhouding in te herkennen met de CAO van het bedrijf.

Vervolgens moet er een index topic worden gekozen in het contract. Hierbij maakte Robert de keuze voor ‘contractuele loonkosten per uur’. De andere mogelijkheid, CAO-loon, gaat over wat de medewerker bruto krijgt en heeft bovendien te veel zaken die niet gedekt worden of zoals Robert het cryptisch verwoordde: er is veel exclusief wat niet inclusief is en omgekeerd.

Vervolgens moet een versie van het indexcijfer worden gekozen. De indexcijfers worden definitief als alle CAO’s die vallen onder het SBI-nummer zijn afgerond. Er is op het moment van contractafsluiting wel een finale CAO-versie maar die is dus vaak wat ouder; er kan ook gewerkt worden met voorlopige versies van het indexcijfer met de al bekende CAO’s. Bij contractafsluiting kan niet afgewacht worden tot alle CAO’s zijn afgesloten. Robert’s advies is om te werken met de eerst formeel gepubliceerde versie.

   DACEseptember2022contactbijeenkomst083

Salarisontwikkeling

Als vergelijking toonde Robert daarna een grafiek met de salarisontwikkeling van 1972-2022 in verschillende sectoren. Op basis daarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat de bouw de grootste mogelijkheid geeft wat betreft prijscorrectie; die start laag in 1972 en eindigt relatief hoog in 2020. Anderzijds, de Metalektro is de hoogste in 2020. Ook is te zien dat de techniek vooruitloopt op andere sectoren. Opvallend is dat de energiecrisis in 1973 of de financiële crisis in 2008 niet te herkennen zijn.

De vraag die daarna behandeld werd is welke extrapolatiemethode moet worden gebruikt voor de escalatie. Mogelijkheden zijn het gemiddelde (zeg 2,1% over de laatste 20 jaar), de stijging van vorig jaar, het gemiddelde van de laatste 2 jaar of de laatste 3 jaar. Allemaal zijn er bedenkingen bij te maken; zo is de stijging van dit jaar normaalgesproken niet hetzelfde als vorig jaar. Een gevaar voor een contractor bij dit type meer jaar berekeningen is dat een laag niveau uit vorige jaren meegesleept wordt en niet meer ingehaald wordt in het traject. Daarom moeten afspraken over herijking ook worden gemaakt in het contract. Als de resultaten worden vergeleken en te zien wat het beste is, komt hier niet een eenduidig beeld uit. De delta ten opzichte van wat werkelijk is opgetreden, laat soms toepassing van de stijging van vorig jaar als beste zien, soms toepassing van een meer jaar gemiddelde.

Een andere bevinding liet Robert in een grafiek zien: CAO-aanpassingen vinden doorgaans plaats in twee perioden, zo rond december-januari en rond juli-augustus. Hoe zich dat verhoudt tot het vorige vraagstuk van toepassing van de stijging van het vorig jaar of een meer jaar gemiddelde, is niet duidelijk maar er zal ongetwijfeld een verband zijn, zo concludeerde Robert.

Fixed

Een volgende vraag is of de escalatie per component moet worden uitgevoerd of geïntegreerd. Per component is redelijk rechttoe rechtaan maar nadeel is het rekenwerk en het moeten openbreken van de prijzen. De geïntegreerde benadering kent een ‘fixed bedrag’, wat altijd tot discussie leidt. Robert denkt dat als dit ‘fixed bedrag’ als onderdeel van een integrale indexering gerelateerd kan worden aan innovatiekracht binnen een bedrijf het redelijk kan zijn, maar als het bijvoorbeeld primair om loon gaat dan is het dat niet.

Overigens wees Robert er nog op dat als er een inhoudelijke wijziging in een SBI plaatsvindt in de loop van een project, dan moet daar iets over opgemerkt worden. Zo heeft de Metalektrosector de verandering van SBI27-35 naar SBI 24-30, 33 meegemaakt. Zaak is om dat in het contract ondergebracht te krijgen.

Een laatste suggestie die Robert deed was de introductie van een index gebaseerd op de Consumenten Prijs Index, de CPI, in plaats van indices gebaseerd op de CAO’s. Deze CPI is niet zo grillig, wordt maandelijks vastgesteld en heeft een direct verband met de salarisontwikkeling.

Samenvattend werd een tabel getoond met alle elementen in het contract die met prijsstijging te maken hebben; niet eenvoudig een verwijzing naar een enkel CBS-getal, zo vatte Robert dit samen.

Conclusie is dat in de huidige hoge inflatie situatie de toepassing van het no-pain-no-gain principe onverkort van toepassing moet zijn; daarvoor is een vertrouwensbasis noodzakelijk. Mogelijk kan de periode van indexeren verkort worden naar ieder kwartaal in plaats van per jaar. Ook kan, net als in het Verenigd Koninkrijk wel gebeurt, achteraf worden gecorrigeerd met de werkelijk opgetreden index; nadeel is dat vastgestelde budgetten bij de klant dan uit de pas gaan lopen.

Op een vraag uit de zaal wat moet gebeuren als de Russisch-Oekraïense oorlog weer voorbij is, spiegelde Robert tenslotte dat eigenlijk een glazen bol nodig is, die ook tegen schokken kan. 

Voorspelbaarheid

De tweede presentatie werd gegeven door Remco van der Hoeven van Van Hattum en Blankevoort en door André Bijl-Weisz van Provincie Noord-Holland. Zij presenteerden vanmiddag een mogelijke benadering om de trefzekerheid van de bepaling van de prijsescalatie groter te maken. Dit werd toegepast op een case uit de GWW-sector waaruit ze zelf afkomstig zijn, maar ze meenden dat deze benadering ook doorgetrokken kon worden naar andere sectoren. 

DACEseptember2022contactbijeenkomst081

DACEseptember2022contactbijeenkomst054

Het onderliggende probleem werd als volgt samengevat: op welke manier kan voldoende budget gereserveerd worden als prijsmutaties optreden tijdens de uitvoering van het project. Zeker als dat project langere tijd duurt.

Daarbij spelen diverse factoren, zoals uitvoeringsduur over aantallen jaren, prijsveranderingen tijdens het traject, voldoende budget bij de klant, beschikbaar budget voor contractor, risico-appetijt ofwel welk risico is men bereid te nemen.

De ontwikkelde methode is als volgt samen te vatten. Eerste stap is het gebruik van historische indexcijfers. Maak hiermee een voorspelling op basis van een hindcast (een projectie naar de toekomst gebaseerd op historische gegevens) van 3, 5 en 15 jaar. Gebruik daarbij een mandje met verschillende materialen en arbeid. Denk daarbij aan typische materialen in de GWW-sector zoals staal en zand/klei. Maak vervolgens een tijdreeks met lineaire regressie om zo de toekomst te voorspellen. En bepaal vervolgens het betrouwbaarheidsinterval.

Als toe te passen index kan gedacht worden aan de CBS-index, die een index per discipline bijvoorbeeld voor een brug of en tunnel geeft, zonder onderscheid naar materiaal of arbeid. CROW geeft een index naar productgroep zoals arbeid, staal, zand/klei etc. Deze laatste is toegepast in de methode.

Om de tijdreeks te maken, is gebruik gemaakt van de ETS-functie in Excel, een soort kleinste kwadraten toepassing. Het resultaat is een bandbreedte per productgroep; hoe verder weg in de tijd hoe breder de band. Deze bandbreedte wordt gebruikt in het Monte Carlo rekenmodel voor een bepaling van de budgetreservering voor prijsmutaties.

Kippen

Voordat de case werd toegelicht, werd nog even stilgestaan bij de risico’s van voorspellingen, zoals beleggingsmaatschappijen die ook altijd gebruiken. Teruggegrepen werd op het inductieprobleem zoals dat door Bertrand Russell werd geformuleerd. Om dit filosofische probleem behapbaar te maken werd dit aanschouwelijk gemaakt met de kip die in een vrije-uitloop-ren goed verzorgd wordt door het baasje. Zou de kip deze trend doortrekken dan ligt een mooie oude dag in het verschiet; niet de echte werkelijkheid waarbij de kip geslacht en al aan een haak hangt, naast tientallen andere geslachte kippen. Dit is niet de eerste keer dat voorspelling en werkelijkheid uit elkaar lopen.

De methode is toegepast op een dijkversterkingsproject dat werd uitgevoerd in de periode juni 2019 tot juni 2022. Het contract werd gesloten in januari 2019 en het contractbedrag was €35 miljoen. In zo’n geval met een reeds afgesloten project kunnen voorspelling en werkelijk opgetreden waarden vergeleken worden. 

DACEseptember2022contactbijeenkomst083

In eerste instantie zijn historische waarden van 3 jaar gebruikt van januari 2016 tot december 2018, om de verwachte kostenstijging halverwege in januari 2021 te bepalen. Daarbij is de totale projectsom van 35 miljoen verdeeld tussen arbeid (40%), zand/klei (10%), staal (10%), brandstof (5%) en overige (35%). Daarna is de berekening gestart met als uitkomst een verwachtingswaarde voor alle productiegroepen, bijvoorbeeld de arbeidskosten inclusief een bandbreedte. Daarbij bleek de bandbreedte voor staal behoorlijk te zijn. Eenzelfde exercitie is uitgevoerd voor 5 en 15 jaar.

Als de uiteindelijke totale resultaten worden vergeleken dan blijkt de 5-jaarsvoorspelling de beste resultaten te geven, vergeleken met de werkelijk opgetreden kosten in januari 2021. Echter vrijwel alle resultaten vallen binnen de brandbreedtes.

Als vervolgens een Monte Carlo exercitie wordt uitgevoerd welk budget tevoren gereserveerd moet worden en welke kans daarbij hoort, dan leveren de drie perioden verschillende resultaten. Gebleken in januari 2021 is, dat € 1,7 miljoen gereserveerd had moeten worden voor prijsmutaties.  De 3-jaarsvoorspelling geeft dit met een P=5, wat onbetrouwbaar is. De 5-jaars en de 15-jaarsvoorspelling geven respectievelijk een P=85 en een P=75, wat veel

beter is. DACEseptember2022contactbijeenkomst005

Om de resultaten te bespreken gebruikten André en Remco de mentimeter, met een aantal vragen voor het publiek. Daaruit bleek bijvoorbeeld dat de meerderheid vindt dat beide partijen, klant en contractor, de beste risicobeheerser zijn, ook bij prijsmutaties. De uitkomst van 5 jaar terugkijken bleek niet voor de meerderheid een vaststaand uitgangspunt te zijn geworden; voor dit geval was dit misschien toevallig zo, andere keren kan het weer anders zijn. Een budgetreservering moet een betrouwbaarheid hebben van P=85 vond de meerderheid, even los van de vraag of dit een klantbudget is of een contractorbudget. Op de vraag of de verkregen resultaten niet gewoon toevallig waren, werd verdeeld gereageerd; een groot deel vond het ‘lucky’, de meerderheid zag wel een verband.

De vraag of probabilistische berekeningen zinvol zijn werd eigenlijk vrijwel unaniem bevestigend beantwoord.

DACEseptember2022contactbijeenkomst048

Presentatie Robert de Vries (DACE-voorzitter)

Presentatie Remco van der Hoeven (Van Hattum en Blankevoort) en André Bijl-Weisz (Provincie Noord-Holland)

Resultaten Mentimeter Trefzekerheid met indexen

Labels:

Reacties

Plaats een reactie

Sluiten