Verslag DACE-contactbijeenkomst 19 juni 2025
19 juni 2025 om 10:00 0 reacties
Innovatieve contractvormen en de bijhorende praktijkervaring
De tweede contactbijeenkomst van 2025 gaf de mogelijkheid om nieuwe contractvormen te ontdekken en te leren van de praktijkervaring. Daarvoor waren drie professionals uitgenodigd die aan het front van de vernieuwing staan. Rode draad was de trend van de laatste jaren dat aannemers niet direct staan te springen om aan te bieden op de grote, vaste-prijs projecten, waarbij het risico voornamelijk bij de uitvoerder ligt. Eén spreker stond stil bij de nieuwe versie van het typisch Nederlandse UAV-GC voor contracten met ontwerp, uitvoering en onderhoud. Een volgende spreker ging in op samenwerkingscontracten als twee-fasen aanpak en bouwteams en recentelijk Kost+, die een aantal nadelen weghaalt van de eerste twee. De laatste spreker besprak internationale standaards als FIDIC en NEC.
DACE-voorzitter Alex Rood opende de bijeenkomst en heette iedereen welkom. Voordat hij het woord gaf aan de drie sprekers, gaf hij aan dat editie 37 van het prijzenboekje nog steeds zeer veel wordt gebruikt en waar men het kan bestellen. Ook vroeg Alex Rood aandacht voor de vacature van redactielid van tijdschrift View on Value. Tenslotte stond hij stil bij de hernieuwde samenwerking met SAVE International, een internationaal netwerk dat beoogt om de value methodologie te ontwikkelen en promoten.
Daarna haalde hij Robert de Vries van de SIG Contract Management en voormalig DACE-voorzitter naar voren om de drie sprekers te introduceren.
Heilige graal?
De eerste presentatie werd gegeven door Ilco van Riel, bedrijfsjurist bij BAM. Hij gaf aan dat begin 2025 de langverwachte nieuwe versie van de UAV-GC is gelanceerd. Deze herziene set voorwaarden heeft als ambitie om het werken met design & construct contracten duidelijker en evenwichtiger te maken. Ilco behandelde de eerste ervaringen en vroeg zich af of deze nieuwe versie werkelijk de nieuwe graal voor contractmanagement betekent.
Hij begon met een duik in de geschiedenis toen in 2005 de eerste versie van de UVA-GC werd gelanceerd. Deze werd toen gezien als vooruitstrevend: een contractvorm waarbij ontwerp, uitvoering en onderhoud zijn geïntegreerd, heel anders dan de tot dan gebruikte UAV contractvorm. De eerste jaren nam deze nieuwe contractvorm een vogelvlucht en werd veel toegepast, zonder dat daarbij veel geprocedeerd werd. Echter geleidelijk zakte de interesse weg en dat leidde in 2014 tot de roep om een nieuwe versie. In 2016 is ook werkelijk gestart met schrijversgroepen van in totaal zo’n 60-70 mensen. De totale schrijf- en onderhandelingstijd was 8 jaar om tot de nieuwe versie te komen en dat mag lang genoemd worden.
Het Instituut voor Bouwrecht constateerde dat de nieuwe versie een typisch onderhandelingsresultaat is, aannemers noch opdrachtgevers zijn echt tevreden. De schrijfstijl, opbouw en gedachtegang is min of meer hetzelfde gebleven en daarmee blijft de regeling moeilijk leesbaar. Omdat de complexiteit van de regeling niet is afgenomen, is de hanteerbaarheid ook niet verbeterd.
Interessant is wat de rol van de toelichting zal zijn in de nieuwe versie. In de oude versie speelde deze een merkwaardige rol: deze was geen onderdeel van het ondertekende UAV-GC 2005 en werd pas achteraf opgesteld, maar bij arbitrage is deze wel gebruikt. Ilco had de indruk dat meer partijen zich kunnen vinden in de toelichting bij 2025-versie.
De vraag is of de herziene versie achterhaald is gezien de huidige dynamiek rondom meer samenwerkingsgerichte contracten. Er was tijdens de onderhandeling nog wel geopperd om de twee-fasen aanpak te introduceren, echter dit is niet zo opgevolgd. Vraag is of de arbiters/rechters de scherpte kantjes ervan zullen af halen, die niet direct samenwerkingsgericht zijn.
Verschillen
In hoofdlijnen zijn er zeven verschillen met de oude versie te zien. Het eerste betreft de informatieverplichting, dat wil zeggen dat de opdrachtgever informatie moet geven wat betreft de geotechnische gesteldheid van de bodem, de bestaande objecten, de kabels & leidingen, de verontreinigingen, de ontplofbare oorlogsresten en archeologie. In de oude versie had de opdrachtgever de verantwoordelijkheid voor het geven van de juiste informatie, maar niet voor de compleetheid. De onderzoeksplicht bij de aannemer was dus groot, inclusief het bijhorende graven op het internet en in gemeentelijke archieven. In de nieuwe versie is de opdrachtgever verantwoordelijk voor juistheid en compleetheid van de informatie. Dit houdt in dat de opdrachtnemer zorgvuldig handelt als deze, na constatering van de onvolledigheid van informatie, om aanvullende informatie vraagt; feitelijk onderzoek door de opdrachtnemer is dus niet vereist.
Het tweede verschil betreft de aansprakelijkheid, altijd een item om in te bijten voor juristen, zoals Ilco aangaf. In de oude versie was nog sprake van 2 fasen met onbeperkte aansprakelijkheid in fase 1, die liep tot het einde van de onderhoudstermijn, vaak een jaar na oplevering. En in fase 2, na de onderhoudstermijn, een aansprakelijkheid van 10% van de aanneemsom.
In de nieuwe versie is sprake van 3 fasen: fase 1 is de periode tot oplevering; fase 2 is de periode van oplevering tot 2 jaar na oplevering en fase 3 de periode vanaf 2 jaar na oplevering. Ook is sprake van zes schadecategorieën, waarbij uitgegaan wordt van verzekerbaarheid van schade. De aanpak in de nieuwe versie kent veel stappen en is niet altijd duidelijk. Goed is dat aannemers niet meer volledig aansprakelijk zijn vóór oplevering; ongunstig is dat pas in fase 3 de aansprakelijkheid terug gaat naar 10%.
Bij het opstellen van deze aanpak heeft een memo van een verzekeraar als uitgangspunt gediend waarin fouten zaten, met als gevolg scenario’s bestaan met gevolgschades waarvoor een aannemer niet verzekerd zijn. Ilco vroeg opdrachtgevers om hier oog voor te hebben.
Het derde verschil betreft de bepaling om zich proactief te gedragen en goed te communiceren. Dit is een reactie op de praktijk die bij sommige opdrachtgevers is ontstaan om een project op afstand, at arm’s length zogezegd, te begeleiden. Dit is echter geen juridisch afdwingbare bepaling, zo staat in de toelichting, en partijen moeten dit proiectspecifiek verder uitwerken in hun contract. De gedachte is goed zo gaf Ilco aan, maar in de praktijk moet blijken wat hiervan terecht komt.
Het vierde verschil betreft de consequentie van de Wet Kwaliteitsborging die in januari 2024 is ingegaan. Voorheen was de oplevering een onderscheidend moment wat betreft gebreken; nu is dat anders en blijft de opdrachtnemer ook na oplevering nog een tijd (5 of 10 jaar afhankelijk van het soort gebrek) aansprakelijk voor zichtbare gebreken. Dit is een achteruitgang voor aannemers, zeker gezien het feit dat een aannemer jaren na oplevering niet meer regelmatig op de bouwplaats is en allerlei andere partijen ongezien wijzigingen kunnen hebben aangebracht.
Het vijfde verschil betreft de wederzijdse waarschuwingsplicht en van deze wijziging was Ilco het meest gecharmeerd. In de oude versie was het zo dat als bijvoorbeeld de opdrachtgever een fout in de aangeleverde informatie had, de aannemer de waarschuwingsplicht had om hierop te wijzen, anders verschoof de verantwoordelijk voor die foute informatie naar de aannemer. Bij grote aannemers met veel kennis, kunde en ervaring kon de schade nog behoorlijk beperkt worden, maar bij kleinere aannemers leidde dat vaak tot problemen. De nieuwe versie lost dit probleem rechtvaardiger op.
Andere wijzigingen betreffende de geschillenaanpak en de wijziging in verhouding opdrachtgever en opdrachtnemer, die verder niet besproken zijn in de bijeenkomst.
Al met al
Al met al zijn de wijzigingen in de herziene versie beperkt. Gunstig voor opdrachtnemers is de verantwoordelijkheid van opdrachtgevers voor de volledigheid van de informatie, het feit dat aannemers niet meer volledig aansprakelijk zijn vóór oplevering en de veranderde aanpak in de waarschuwingsplicht. Ongunstig is dat pas in fase 3, periode vanaf 2 jaar na oplevering, de aansprakelijkheid terug gaat naar 10%.
Overigens onderkent de schrijversgroep dat de UAV-GC 2025 een beperkte toepassing heeft en niet in alle gevallen de beste keuze is. Daarbij wordt in de toelichting verwezen naar een aanpak als bouwteam of de twee-fasen aanpak. Ilco deed daarom een oproep aan opdrachtgevers om goed na te denken bij de toe te passen contractvorm. Mocht de keuze op UAV-GC 2025 vallen, pas deze dan ook integraal toe en geef bij afwijkingen in ieder geval een motivatie, zo vulde hij aan.
Samenwerking in contractvorm
De tweede spreker was Paul Brinkman, adviseur bij AT Osborne. Hij ging in op de ontwikkeling in contractvormen, van klassiek naar samenwerkingsvormen zoals bouwteams en de twee-fasen aanpak en hoe de Kost+ methode probeert hier verdere verbeteringen in aan te brengen.
Voordat Paul dat deed deelde hij een aantal krantenkoppen, die de tendens van de afgelopen jaren weergeeft. Te zien is de groeiende aversie bij opdrachtnemers om aan te bieden op grote, risicovolle projecten voor een vaste prijs. Gevolg is dat aannemers selectief ingaan op overheidsopdrachten en daarbij risicovolle projecten uit de weg gaan. Dit is bijvoorbeeld te zien bij de aanbesteding van de renovatie van de Van Brienenoordbrug. Ook zijn forse vertragingen en kostenoverschrijdingen te zien bij bestaande grote projecten, wat iedere keer weer leidt tot veel discussie. Voorbeeld zijn het Zuidasdok project en de Zeesluis bij IJmuiden waar een fout in de uitvoering bijna heeft geleid heeft tot het faillissement van de aannemer. Andere ontwikkelingen van de laatste jaren zoals Covid-19 en de oorlog in Oekraïne met bijgevolg de grondstoffen- en energiecrisissen en personeelsschaarste doen de zaken ook niet goed, laat staan de meest recente ontwikkelingen in de handelstarieven. Dit alles leidt tot een maatschappelijk probleem waarbij de benodigde bouwopgave in het geding komt.
Hierop pelde Paul in het kort de ontwikkeling in contractvormen af en hoe die moet leiden tot een aanpak die het voor alle partijen weer interessant maakt om met de bouwopgaves aan de slag te gaan.
Begonnen werd met de traditionele UAV-aanpak waarbij de opdrachtgever een ontwerp opstelt in overleg met zijn adviseurs en waarop de aannemer met een vaste prijs kan aanbieden voor uitvoering en verantwoordelijk is voor die uitvoering. Een variant daarop is een andere klassieker, de UAV-GC. Dit is een geïntegreerde aanpak waarbij een deel van de ontwerpbeslissingen bij de aannemer wordt gelaten en deze daar ook verantwoordelijk voor is. Beide contractmodellen zijn in principe conflictgevoelig. Dit ligt met name in de vaste prijs die wordt afgesproken bij aanbesteding en in de harde risicoverdeling met adagiums als ‘Wie bepaalt, betaalt’, dus als verantwoordelijkheid voor een stuk werk wordt genomen dan moeten ook bijhorende risico’s worden gedragen en ‘Wie niet behoedt, bloedt’ , dat wil zeggen dat als fouten in de opdracht niet opgebracht worden bij de opdrachtgever, de verantwoordelijkheid overgaat naar de aannemer.
Door problemen met deze klassieke contractvormen werd de roep om samenwerking, gelijkwaardigheid, proportionaliteit en een eerlijke risicoverdeling steeds groter. Zo is steeds meer variatie te zien in de manier waarop opdrachtgevers de markt benaderen. Zo wordt bijvoorbeeld een marktvisie ontwikkeld, worden uitvoerige marktconsultaties gedaan of wordt best value procurement ingezet. Dit heeft geleid tot nieuwe contract- en samenwerkingsvormen, zoals de twee-fasen aanpak, bouwteams, allianties en portfolio aanpak. Er komt zo meer focus op samenwerking en de vaste prijs wordt steeds vaker losgelaten of beperkter toegepast.
Ter illustratie, de twee-fasen aanpak heeft de volgende kenmerken. Bepaalde onderdelen van de scope bevatten dusdanig grote onzekerheden dat in de aanbesteding geen vaste prijs kan worden overeengekomen, alleen een voorlopige prijs. Later bij afsluiting van fase 1, de ontwerpfase, volgt de definitieve prijsvorming. Hier is derhalve meer focus te zien op samenwerking en gezamenlijk optrekken, met name in de eerste fase. Ook worden gezamenlijk beter de risico’s in kaart gebracht. De bouwteams aanpak heeft soortgelijke kenmerken.
Toch kleven aan deze contractvormen nog wel issues, ondanks deze verbeterpunten. Zo is er alsnog een vaste prijs aan het einde van de ontwerpfase. Er is dan sprake van een schijn van prijszekerheid, want er komen altijd verrassingen tijdens de uitvoering. Verder wordt zelfs dan bij afsluiting van fase 1, ondanks de gelegenheid tot gezamenlijk onderzoek die de eerste fase biedt, het risicoprofiel nog (te) hoog ingeschat door de aannemer en wordt geen voor de opdrachtgever acceptabele vaste aanneemsom afgegeven, dus er komt discussie over de waarde van restrisico’s. Ook is sprake van een gezamenlijk ontwerp in fase 1 met ontwerpbeslissingen die samen zijn genomen, maar gaat de ontwerpverantwoordelijkheid daarom over naar de aannemer? Verder wordt in fase 2 vaak weer op de traditionele manier gewerkt bijvoorbeeld met UAV-GC, waarbij de verhouding opdrachtgever - opdrachtnemer weer traditioneler wordt met de daarbij horende problemen. Tenslotte komt er grote druk te liggen op het go/no go moment na fase 1. Een belangrijk moment dat een steeds grotere drempel wordt omdat tot een vaste prijs moet worden gekomen: een lastig, problematisch ent tijdrovend proces. Met andere woorden, een risico voor vertraging en slepende discussies.
KOST+ principes
Zo ontstond de behoefte aan een oplossingsgericht en relationeel contract en daar springt de Kost+ methode in de ring. Deze contractvorm kent een aantal principes. Allereerst is dat ‘Eerlijk werk voor eerlijk geld’, ofwel betaling van werkelijke gemaakte kosten, gezonde marges zowel voor algemene kosten als winst, ook om te zorgen dat niet gedoken wordt bij aanbesteding en geen risico-opslag.
Een ander principe is dat er gezonde incentives moeten zijn. Dat wil zeggen een gezamenlijk overeengekomen richtprijs, die overigens wel bijgesteld kan worden, een ‘pain/gain’ mechanisme op basis van de vooraf overeengekomen richtprijs, en de afspraak dat niet alles wordt betaald bijvoorbeeld als instructies niet zijn opgevolgd.
Openheid en transparantie is een ander principe. Dat wil zeggen een open-boek-methode voor het vaststellen van de richtprijs. Dit wordt verwacht van aannemer en onderaannemers. Tevens een open (project)administratie ten behoeve van het afrekenen van de werkelijke kosten.
Ook samenwerking is een leidend principe. De waarde van een goede samenwerking wordt nog groter bij het behalen van projectresultaten. En onderkenning van de gelijke belangen van opdrachtgever en opdrachtnemer.
Kost+ als contractvorm kan het beste worden toegepast bij projecten met de volgende karakeristieken. Projecten met een hoog risicoprofiel en/of grote onzekerheden waarbij het afgeven van een vaste prijs niet goed mogelijk is. Projecten waar veel wijzigingen tijdens de uitvoering worden voorzien; deze hoeven dan niet allemaal tevoren onderhandeld te worden. Projecten met een lange looptijd van langer dan vijf jaar. Projecten waarbij partijen elkaar nodig hebben om elkaars kennis maximaal te benutten. Projecten waarbij geen tijd is voor voorafgaande prijsvorming of waar sprake is van een ‘vendor lock-in’ situatie.
Modelovereenkomst Kost+
Een contractvorm zoals Kost+ is niet nieuw en internationaal wordt het al lange tijd toegepast. Bekende contractvorm is bijvoorbeeld de NEC4 met enkele opties die op Kost+ lijken. In Nederland wordt deze contractvorm gebruikt bij bijvoorbeeld het project Pallas Reactor, maar verder is toepassing in Nederland de afgelopen jaren zeer beperkt geweest. Zo zal de Engelstaligheid een hoge drempel zijn voor veel organisaties, inclusief het feit dat het gebaseerd is op het Engelse ‘common law’, hetgeen afwijkend is van het Nederlandse rechtssysteem. Verder zijn NEC4 contracten erg omvangrijk en kunnen complex overkomen vanwege het modulaire systeem. Een toelichting van zo’n 1.000 pagina’s helpt daarbij ook niet. Tenslotte wijkt de terminologie in de NEC4 af van Nederlandse begrippen en termen die in de bouwsector gemeengoed zijn geworden.
Ruim een jaar geleden is besloten om in een samenwerkingsverband een geheel nieuwe Nederlandse modelovereenkomst Kost+ te maken. Daarbij is een klankbordgroep ingericht met brede vertegenwoordiging van opdrachtgevers en opdrachtnemers, die nauw betrokken is. Dit heeft begin juni 2025 geleid tot de definitieve Modelovereenkomst en Toelichting, gelanceerd op een website en gratis ‘open source’ te downloaden en gebruiken. Het betreft hier een overzichtelijke, duidelijke en ‘behapbare’ overeenkomst, met een toelichting van slechts 26 pagina’s. Het renovatieproject van de Van Brienenoordbrug zal worden gebaseerd op deze overeenkomst.
Wat betreft de samenwerking, beschreven in de Modelovereenkomst, verwees Paul naar Ilco’s presentatie, met name waar zaken niet juridisch afdwingbaar zijn. Wat betreft de richtprijs, waarop de gain/pain principes zijn gebaseerd, geldt dat deze gezamenlijk wordt vastgesteld en dat deze niet wijzigt, tenzij bijvoorbeeld de functionele eisen wijzigen of de opdrachtgever het werk stillegt om welke reden dan ook.
Paul ging nog kort in op het principe dat alle werkelijk gemaakte kosten worden vergoed. Daarbij hoort ook een limitatieve lijst met kosten die niet worden vergoed, zoals bijvoorbeeld kosten die niet kunnen worden aangetoond, kosten die zonder contractuele noodzaak zijn betaald aan een onderaannemer en kosten die het gevolg zijn van het niet volgen van instructies zoals een inkoop- of acceptatieprocedure en het niet geven van een Tijdige Waarschuwing, wanneer dat contractueel wel verplicht was. In dat laatste geval wordt de opdrachtgever niet in de gelegenheid gesteld om iets aan de situatie te verbeteren. Overigens was er tussen het schrijversteam en de klankbordgroep onenigheid om faalkosten van de opdrachtnemer wel of niet op te nemen in deze lijst, vanwege enerzijds invloed op risicoprofiel en anderzijds invloed op winst.
Internationale contractvormen
De laatste spreker was Erald Kahmann, consultant bij HKA. Historisch is de bouw een landelijke aangelegenheid, waarbij bijvoorbeeld de gemeente of de provincie de aannemer belt om een brug te bouwen. Veel landen hebben daarom ook lokale contractstandaarden vergelijkbaar met de UAV in Nederland. Echter vanwege de toenemende internationalisering in klanten en opdrachtgevers, de noodzaak om buitenlandse partijen de gelegenheid te bieden om in te schrijven vanwege aanbestedingsregels of vanwege benodigde specialismen wordt steeds vaker een beroep gedaan op internationale contractvormen. Die internationale partijen kennen immers de UAV en dergelijke contractvormen niet.
Voor de bouw zijn er er ruwweg drie contractvormen beschikbaar: FIDIC, NEC en de op maat gemaakte contractvormen van internationale opdrachtgevers, waarbij die laatste soms tot drama’s kunnen leiden. Het toepassen van standaarden zoals FIDIC en NEC heeft als voordeel dat ze duidelijk en breed bekend zijn en tot efficiëntie leiden bijvoorbeeld omdat minder toelichting op termen nodig is.
De FIDIC en NEC vinden hun oorsprong bij de Institute of Civil Engineers in het Verenigd Koninkrijk. De basis voor wetgeving is dan ook het Engelse ‘common law’, het gewoonterecht gebaseerd op jurisprudentie, heel anders dan het Nederlandse civiel recht. In het common law wordt gekeken naar wat letterlijk is opgesteld; in het civiel recht wordt gekeken naar wat de bedoeling is achter hetgeen is opgeschreven. Boetes zijn niet mogelijk in het common law; daar geldt een verplichting om de benadeelde partij terug te brengen naar de toestand voor de schade, de zogenoemde schadefixatie met het principe van liquidated damages. Verder kent het civiel recht de plicht tot goede trouw, hetgeen onbekend is in common law.
Het FIDIC bestaat al sinds 1913, is opgesteld voor ingenieurs door ingenieurs en is wereldwijd bekend. Deze wordt veel toegepast door ondermeer Wereldbank en VN. Het FIDIC kent een aantal ‘Books’, standaardcontracten, afhankelijk van de aard van het project. De standaards worden vastgelegd in General Conditions, bijzonderheden per project in de Particular Conditions.
Het Red book is een construct only contractvorm, zoals toegepast in traditionele bouwprojecten, waarbij de opdrachtnemer geen ontwerpverantwoordelijkheid heeft. Het Yellow book betreft Design & Build contracten en het Silver book de zware EPCM contracten, met weinig prijsaanpassingsmogelijkheid. Het Gold book behandelt ontwerp, uitvoering en onderhoudscontracten zoals DBO en DBFM. En zo zijn er nog allerlei typen, ook in ontwikkeling.
Een bekend Nederlands tijdschrift heeft het altijd over de ‘gehate’ FIDIC contractvorm. Dit komt voort uit het feit dat het contract sterk procedureel en voorschrijvend is, omdat de common law dat min of meer noodzakelijk maakt. Ook is sprake van de Engineer en de vraag of deze onafhankelijk is. Deze wordt ingehuurd door de opdrachtgever, maar deze wordt geacht eerlijk en objectief te zijn. Ook de vorm van dispuut oplossing wordt veel bediscussieerd; een commissie van 1 tot 3 personen wordt aan het begin aangesteld en wordt ingeroepen als het senior management van partijen er niet uitkomt. Deze komt tot bindende uitspraken die overigens wel appelleerbaar zijn. Tenslotte zijn er de door sommigen gehate notificaties. Het gaat dan om gebeurtenissen in het project die gevolgen voor bijvoorbeeld planning of kosten kunnen hebben. Wederpartij moet binnen 28 dagen op de hoogte worden gesteld van deze gebeurtenis en anders vervalt het recht op compensatie of anderszins. Een bekende houding in bouwprojecten als ‘we komen er samen wel uit’ past hier niet; verwittiging door middel van een notificatie is noodzakelijk.
Dit laatste leverde een levendige discussie in de zaal tussen iemand die gek werd van al die notificaties waarmee zijn project werd dichtgemetseld versus iemand anders die vond dat afwijkingen terug herleid moeten worden tot specifieke gebeurtenissen. Erald bevestigde het beeld dat die notificaties soms worden gezien als een soort oorlogsverklaring.
Voor het FIDIC gelden een aantal gouden regels. Allereerst zijn de taken en verantwoordelijkheden conform de General Conditions passend voor het project. Hier moet dus niet te veel van afgeweken worden. De eventuele Particular Conditions moeten helder en eenduidig beschreven worden, waarbij de risicoverdeling uit de General Conditions intact worden gelaten. Alle genoemde termijn moeten een redelijke duur hebben. De laatste gouden regel is dat geschillen eerst geslecht moeten worden via het DAAB, Dispute Avoidance/Adjudication Board.
New Engineering Contract
De FIDIC is allemaal heel procedureel en juridisch, vandaar ontstond de behoefte aan verdere verbetering. De NEC, New Engineering Contract, bestaat sinds 1991 en is gericht op samenwerking en openheid ofwel ‘to stimulate good project management’. Momenteel is versie 4 beschikbaar, NEC4. Kenmerken zijn een helder taalgebruik en eenvoudige procedures. Verder is er de gerichtheid op samenwerking en het voorkomen van geschillen. Er is geen Engineer zoals in FIDIC maar een Project Manager & Supervisor, de eerste wat meer administratief gericht, de tweede technisch. Ook geldt een Early Warning verplichting en een ‘duty to act in a spirit of mutual trust and cooperation’.
Er zijn 6 contractvormen of opties A tot met F, met doordachte vooraf gedefinieerde risicoverdeling, met prijsrisico’s toenemend van opdrachtnemer naar opdrachtgever
Er zijn secondaire opties die allen helder beschreven zijn en eigenlijk alleen aangevinkt hoeven te worden of deze wel of niet van toepassing zijn. Het wiel hoeft derhalve niet opnieuw te worden uitgevonden. Dit betreft bijvoorbeeld afspraken over geschilbeslechting. Notificaties heten hier compensation events en deze moeten binnen 8 weken worden gemeld.
Al met al geldt dat FIDIC en NEC veel procedureler en strikter zijn dan UAV. Ze zijn beiden flexibel en aanpasbaar per project. Groot voordeel is de uniformiteit in terminologie en procedures. Daar waar FIDIC wat meer gericht is op de rechten van de eigen partij, richt NEC zich meer op de samenwerking.
Erald sloot af met de opmerking: ken je contract, houd je aan de afspraken en doe aan verslaglegging. Wat laatste betreft citeerde hij Max Abrahamson, bekend bouwrechtadvocaat: A Party to a dispute, particularly if there is arbitration, will learn three lessons (often too late): (1) the importance of records; (2) the importance of records; and (3) the importance of records.
Alex Rood en Robert de Vries sloten de bijeenkomst af onder dankzegging aan de sprekers maar ook aan de zaal die zo levendig had mee gediscussieerd. Alex deed nog een extra oproep aan mensen die geïnteresseerd zijn om redactielid van tijdschrift View on Value te worden.