DACE is een onafhankelijke stichting met als missie de constante ontwikkeling van de vakgebieden Cost Engineering en Value Management door de gehele keten heen binnen de procesindustrie, grond-, weg- en waterbouw (GWW) en machinebouw & maakindustrie in Nederland

Afgelopen contactbijeenkomsten

Afgelopen contactbijeenkomsten

Contactbijeenkomst 9 maart 2023
Contactbijeenkomst 24 november 2022
Contactbijeenkomst 29 september 2022
Conctactbijeenkomst 17 maart 2022
Contactbijeenkomsten 2021
Contactbijeenkomsten 2020
Contactbijeenkomsten 2019
Contactbijeenkomsten 2018
Contactbijeenkomsten 2017
Contactbijeenkomsten 2016
Contactbijeenkomsten 2015
Contactbijeenkomsten 2014
Contactbijeenkomsten 2013
Contactbijeenkomsten 2012
Contactbijeenkomsten 2011
Contactbijeenkomsten 2010
Contactbijeenkomsten 2009
Contactbijeenkomsten 2008
Contactbijeenkomsten 2007
Contactbijeenkomsten 2006
Contactbijeenkomsten 2005
Contactbijeenkomsten 2004


DACE Contactbijeenkomst 29 september 2022

Door Rien Scholing (Bilfinger)

Inflatiecompensatie: naar een eerlijke risicoverdeling

De contactbijeenkomst van september 2022 werd als vanouds live gehouden in Soesterduinen. Na een half jaar oorlog in de Oekraïne met bijhorende energieprijsstijgingen kon het niemand verbazen dat inflatie het centrale thema was van de middag en dan specifiek: wat is een eerlijke inflatiecompensatie? Daartoe werden twee presentaties gehouden, waarbij de eerste inging op de vraag hoe inflatiecompensatie in langetermijncontracten kan worden ondergebracht. De tweede presentatie toonde een mogelijke compensatiebenadering op basis van een onlangs afgerond, langdurig project, waarbij voorspelling en werkelijkheid met elkaar vergeleken konden worden.  

DACEseptember2022contactbijeenkomst041DACEseptember2022contactbijeenkomst012

DACE-voorzitter Robert de Vries opende de bijeenkomst en vroeg wie aanwezig was bij het ICEC World Congress, dat in juni is gehouden in Rotterdam. Dat congres kon zowel technisch als inhoudelijk een succes worden genoemd. Technisch waren er uitdagingen omdat er niet alleen het live congres was met de vele, ook parallelle presentaties en discussies, maar online was het congres ook te volgen. Inhoudelijk leidde het thema “Predictable projects in a dynamic world” tot zinnige discussies over hoe relevant de cost engineer is in een steeds veranderende wereld, hoe die dynamische wereld eruitziet en welke technieken er zijn zoals big data en kunstmatige intelligentie om daarbij te helpen. Robert toonde een video met een korte filmische impressie van het congres en sloot af met de uitreiking van de Jan Korevaar award, de prijs voor ‘outstanding paper’ van het congres. Een internationale jury heeft tijdens het congres beoordeeld dat deze award wordt toegekend aan een paper van de heren Henk Akse (Traxxys), Erik de Bree, Andy van Dijck (Pan Narrans) en Henk Wijnants (Stork) getiteld “Investment Predictability of Conventional and Innovative Projects”. Robert las het mooie juryrapport voor en vatte dat samen met de woorden hoe een kostenraming gemaakt kan worden als sprake is van een innovatief project waarbij de informatie uit de standaard prijzenboekjes geen uitweg biedt: de kostendeskundige en de ingenieur moeten elkaar opzoeken.

DACEseptember2022contactbijeenkomst026

Langetermijncontracten  DACEseptember2022contactbijeenkomst081

De eerste spreker deze middag was ook Robert de Vries in zijn rol als DACE-voorzitter. Hij wilde graag over het onderwerp inflatie komen vertellen, omdat het hem sterk bezighoudt. Dat betreft dan met name hoe inflatiecompensatie moet worden vastgelegd in langetermijncontracten, met unit rates als basis. Geregeld hoort hij het antwoord “Oh, wij gebruiken de CBS-index” en men denkt daarmee de zaak geklaard te hebben. Vanmiddag wilde hij een aantal bevindingen delen om te laten zien dat dit onderwerp niet zo eenvoudig is. Die bevindingen zijn geen afgerond geheel en zijn bedoeld voor verdere discussie.

De langste langetermijncontracten kunnen wel 20 jaar duren, maar de meeste duren zo’n 5 tot 7 jaar. Na zo’n periode willen de meeste tenderboards bij klanten dat er weer een commerciële toets wordt gedaan, ook al is de gebruiker tevreden over de uitvoering.

De reden dat langetermijncontracten worden toegepast is voor de klant de zekerheid en het gemak dat de contractor al bekend is met de fabriek en de kans op ongelukken daarmee verkleind wordt. Ook bij de jaarlijkse CAPEX/OPEX-budgetbepalingen geven dit type contracten betere voorspelbaarheid. Er bestaat wel de angst dat te veel wordt betaald, dus die commerciële toets is eens in de zoveel jaar nodig. Voor de contractor geven langetermijncontracten het voordeel van een basis workload, die voorspelbaar is inclusief de bijhorende omzet. Ook geeft zo’n contract meer commerciële mogelijkheden voor verdere dienstverlening.

Vervolgens bladerde Robert in het woordenboek bij de woorden prijsindexatie en prijsescalatie. Indexatie betreft dan prijscorrectie door terug te kijken; escalatie door vooruit te kijken. Beiden maken gebruik van indices. Deze twee woorden, indexatie en escalatie, worden nogal eens door elkaar gehaald, wat soms tot spraakverwarring leidt.

Daarna werd vastgesteld waar in de Nederlandse wet- en regelgeving zaken zijn vastgelegd op het gebied van zogenoemde kostenverhogende omstandigheden, die de contractor rechtsgrondslag voor een claim geven. Dat betreft dan het Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 258 en Boek 7 artikel 753 en het UAV-2002 paragraaf 47. Die wetboekartikelen betreffen regelend recht, dat wil zeggen dat in contracten ook afwijkende bepalingen mogen worden opgenomen. Overigens als de artikelen niet expliciet worden uitgesloten dan zijn ze van toepassing, zo gaf Robert aan. De artikelen gaan ervan uit dat de kostenverhogende omstandigheid niet vooraf bekend was, terwijl voor nieuwe contracten wel bekend is dat er inflatie zal zijn. 

Statline

Robert nam het publiek vervolgens mee in de systematiek van het Centraal Bureau van de Statistiek, CBS, en hoe van daaruit prijscompensatie kan worden vastgesteld. In de Statline-databank van het CBS moet daartoe allereerst een sector worden gekozen; in het geval van Robert betreft dat de sector Metalektro, met SBI-nummers 24-30, 33, waarbij SBI staat voor standaard bedrijfsindeling. Die nummers, die bij deze code horen, betreffen verschillende soorten metaalbedrijven, zoals productie van auto’s, computers, machines of reparatie/installatie daarvan. Daarbij moet een keuze worden gemaakt voor een sector, bijv. Bouwnijverheid, Metalektro, Industrie die past bij het werk; een sector kiezen met een hogere index om flink wat compensatie te regelen moet niet worden gedaan. Bedenk bij dat laatste tevens dat er vele industrieën onder deze SBI-nummers vallen met verschillende CAO’s; daar is meestal geen een-op-een verhouding in te herkennen met de CAO van het bedrijf.

Vervolgens moet er een index topic worden gekozen in het contract. Hierbij maakte Robert de keuze voor ‘contractuele loonkosten per uur’. De andere mogelijkheid, CAO-loon, gaat over wat de medewerker bruto krijgt en heeft bovendien te veel zaken die niet gedekt worden of zoals Robert het cryptisch verwoordde: er is veel exclusief wat niet inclusief is en omgekeerd.

Vervolgens moet een versie van het indexcijfer worden gekozen. De indexcijfers worden definitief als alle CAO’s die vallen onder het SBI-nummer zijn afgerond. Er is op het moment van contractafsluiting wel een finale CAO-versie maar die is dus vaak wat ouder; er kan ook gewerkt worden met voorlopige versies van het indexcijfer met de al bekende CAO’s. Bij contractafsluiting kan niet afgewacht worden tot alle CAO’s zijn afgesloten. Robert’s advies is om te werken met de eerst formeel gepubliceerde versie.

    DACEseptember2022contactbijeenkomst083

Salarisontwikkeling

Als vergelijking toonde Robert daarna een grafiek met de salarisontwikkeling van 1972-2022 in verschillende sectoren. Op basis daarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat de bouw de grootste mogelijkheid geeft wat betreft prijscorrectie; die start laag in 1972 en eindigt relatief hoog in 2020. Anderzijds, de Metalektro is de hoogste in 2020. Ook is te zien dat de techniek vooruitloopt op andere sectoren. Opvallend is dat de energiecrisis in 1973 of de financiële crisis in 2008 niet te herkennen zijn.

De vraag die daarna behandeld werd is welke extrapolatiemethode moet worden gebruikt voor de escalatie. Mogelijkheden zijn het gemiddelde (zeg 2,1% over de laatste 20 jaar), de stijging van vorig jaar, het gemiddelde van de laatste 2 jaar of de laatste 3 jaar. Allemaal zijn er bedenkingen bij te maken; zo is de stijging van dit jaar normaalgesproken niet hetzelfde als vorig jaar. Een gevaar voor een contractor bij dit type meer jaar berekeningen is dat een laag niveau uit vorige jaren meegesleept wordt en niet meer ingehaald wordt in het traject. Daarom moeten afspraken over herijking ook worden gemaakt in het contract. Als de resultaten worden vergeleken en te zien wat het beste is, komt hier niet een eenduidig beeld uit. De delta ten opzichte van wat werkelijk is opgetreden, laat soms toepassing van de stijging van vorig jaar als beste zien, soms toepassing van een meer jaar gemiddelde.

Een andere bevinding liet Robert in een grafiek zien: CAO-aanpassingen vinden doorgaans plaats in twee perioden, zo rond december-januari en rond juli-augustus. Hoe zich dat verhoudt tot het vorige vraagstuk van toepassing van de stijging van het vorig jaar of een meer jaar gemiddelde, is niet duidelijk maar er zal ongetwijfeld een verband zijn, zo concludeerde Robert.

Fixed

Een volgende vraag is of de escalatie per component moet worden uitgevoerd of geïntegreerd. Per component is redelijk rechttoe rechtaan maar nadeel is het rekenwerk en het moeten openbreken van de prijzen. De geïntegreerde benadering kent een ‘fixed bedrag’, wat altijd tot discussie leidt. Robert denkt dat als dit ‘fixed bedrag’ als onderdeel van een integrale indexering gerelateerd kan worden aan innovatiekracht binnen een bedrijf het redelijk kan zijn, maar als het bijvoorbeeld primair om loon gaat dan is het dat niet.

Overigens wees Robert er nog op dat als er een inhoudelijke wijziging in een SBI plaatsvindt in de loop van een project, dan moet daar iets over opgemerkt worden. Zo heeft de Metalektrosector de verandering van SBI27-35 naar SBI 24-30, 33 meegemaakt. Zaak is om dat in het contract ondergebracht te krijgen.

Een laatste suggestie die Robert deed was de introductie van een index gebaseerd op de Consumenten Prijs Index, de CPI, in plaats van indices gebaseerd op de CAO’s. Deze CPI is niet zo grillig, wordt maandelijks vastgesteld en heeft een direct verband met de salarisontwikkeling.

Samenvattend werd een tabel getoond met alle elementen in het contract die met prijsstijging te maken hebben; niet eenvoudig een verwijzing naar een enkel CBS-getal, zo vatte Robert dit samen.

Conclusie is dat in de huidige hoge inflatie situatie de toepassing van het no-pain-no-gain principe onverkort van toepassing moet zijn; daarvoor is een vertrouwensbasis noodzakelijk. Mogelijk kan de periode van indexeren verkort worden naar ieder kwartaal in plaats van per jaar. Ook kan, net als in het Verenigd Koninkrijk wel gebeurt, achteraf worden gecorrigeerd met de werkelijk opgetreden index; nadeel is dat vastgestelde budgetten bij de klant dan uit de pas gaan lopen.

Op een vraag uit de zaal wat moet gebeuren als de Russisch-Oekraïense oorlog weer voorbij is, spiegelde Robert tenslotte dat eigenlijk een glazen bol nodig is, die ook tegen schokken kan. 

Voorspelbaarheid

De tweede presentatie werd gegeven door Remco van der Hoeven van Van Hattum en Blankevoort en door André Bijl-Weisz van Provincie Noord-Holland. Zij presenteerden vanmiddag een mogelijke benadering om de trefzekerheid van de bepaling van de prijsescalatie groter te maken. Dit werd toegepast op een case uit de GWW-sector waaruit ze zelf afkomstig zijn, maar ze meenden dat deze benadering ook doorgetrokken kon worden naar andere sectoren. 

DACEseptember2022contactbijeenkomst081

DACEseptember2022contactbijeenkomst054

Het onderliggende probleem werd als volgt samengevat: op welke manier kan voldoende budget gereserveerd worden als prijsmutaties optreden tijdens de uitvoering van het project. Zeker als dat project langere tijd duurt.

Daarbij spelen diverse factoren, zoals uitvoeringsduur over aantallen jaren, prijsveranderingen tijdens het traject, voldoende budget bij de klant, beschikbaar budget voor contractor, risico-appetijt ofwel welk risico is men bereid te nemen.

De ontwikkelde methode is als volgt samen te vatten. Eerste stap is het gebruik van historische indexcijfers. Maak hiermee een voorspelling op basis van een hindcast (een projectie naar de toekomst gebaseerd op historische gegevens) van 3, 5 en 15 jaar. Gebruik daarbij een mandje met verschillende materialen en arbeid. Denk daarbij aan typische materialen in de GWW-sector zoals staal en zand/klei. Maak vervolgens een tijdreeks met lineaire regressie om zo de toekomst te voorspellen. En bepaal vervolgens het betrouwbaarheidsinterval.

Als toe te passen index kan gedacht worden aan de CBS-index, die een index per discipline bijvoorbeeld voor een brug of en tunnel geeft, zonder onderscheid naar materiaal of arbeid. CROW geeft een index naar productgroep zoals arbeid, staal, zand/klei etc. Deze laatste is toegepast in de methode.

Om de tijdreeks te maken, is gebruik gemaakt van de ETS-functie in Excel, een soort kleinste kwadraten toepassing. Het resultaat is een bandbreedte per productgroep; hoe verder weg in de tijd hoe breder de band. Deze bandbreedte wordt gebruikt in het Monte Carlo rekenmodel voor een bepaling van de budgetreservering voor prijsmutaties.

Kippen

Voordat de case werd toegelicht, werd nog even stilgestaan bij de risico’s van voorspellingen, zoals beleggingsmaatschappijen die ook altijd gebruiken. Teruggegrepen werd op het inductieprobleem zoals dat door Bertrand Russell werd geformuleerd. Om dit filosofische probleem behapbaar te maken werd dit aanschouwelijk gemaakt met de kip die in een vrije-uitloop-ren goed verzorgd wordt door het baasje. Zou de kip deze trend doortrekken dan ligt een mooie oude dag in het verschiet; niet de echte werkelijkheid waarbij de kip geslacht en al aan een haak hangt, naast tientallen andere geslachte kippen. Dit is niet de eerste keer dat voorspelling en werkelijkheid uit elkaar lopen.

De methode is toegepast op een dijkversterkingsproject dat werd uitgevoerd in de periode juni 2019 tot juni 2022. Het contract werd gesloten in januari 2019 en het contractbedrag was €35 miljoen. In zo’n geval met een reeds afgesloten project kunnen voorspelling en werkelijk opgetreden waarden vergeleken worden. 

DACEseptember2022contactbijeenkomst083

In eerste instantie zijn historische waarden van 3 jaar gebruikt van januari 2016 tot december 2018, om de verwachte kostenstijging halverwege in januari 2021 te bepalen. Daarbij is de totale projectsom van 35 miljoen verdeeld tussen arbeid (40%), zand/klei (10%), staal (10%), brandstof (5%) en overige (35%). Daarna is de berekening gestart met als uitkomst een verwachtingswaarde voor alle productiegroepen, bijvoorbeeld de arbeidskosten inclusief een bandbreedte. Daarbij bleek de bandbreedte voor staal behoorlijk te zijn. Eenzelfde exercitie is uitgevoerd voor 5 en 15 jaar.

Als de uiteindelijke totale resultaten worden vergeleken dan blijkt de 5-jaarsvoorspelling de beste resultaten te geven, vergeleken met de werkelijk opgetreden kosten in januari 2021. Echter vrijwel alle resultaten vallen binnen de brandbreedtes.

Als vervolgens een Monte Carlo exercitie wordt uitgevoerd welk budget tevoren gereserveerd moet worden en welke kans daarbij hoort, dan leveren de drie perioden verschillende resultaten. Gebleken in januari 2021 is, dat € 1,7 miljoen gereserveerd had moeten worden voor prijsmutaties.  De 3-jaarsvoorspelling geeft dit met een P=5, wat onbetrouwbaar is. De 5-jaars en de 15-jaarsvoorspelling geven respectievelijk een P=85 en een P=75, wat veel

beter is. DACEseptember2022contactbijeenkomst005

Om de resultaten te bespreken gebruikten André en Remco de mentimeter, met een aantal vragen voor het publiek. Daaruit bleek bijvoorbeeld dat de meerderheid vindt dat beide partijen, klant en contractor, de beste risicobeheerser zijn, ook bij prijsmutaties. De uitkomst van 5 jaar terugkijken bleek niet voor de meerderheid een vaststaand uitgangspunt te zijn geworden; voor dit geval was dit misschien toevallig zo, andere keren kan het weer anders zijn. Een budgetreservering moet een betrouwbaarheid hebben van P=85 vond de meerderheid, even los van de vraag of dit een klantbudget is of een contractorbudget. Op de vraag of de verkregen resultaten niet gewoon toevallig waren, werd verdeeld gereageerd; een groot deel vond het ‘lucky’, de meerderheid zag wel een verband.

De vraag of probabilistische berekeningen zinvol zijn werd eigenlijk vrijwel unaniem bevestigend beantwoord.

DACEseptember2022contactbijeenkomst048

Presentatie Robert de Vries (DACE-voorzitter)

Presentatie Remco van der Hoeven (Van Hattum en Blankevoort) en André Bijl-Weisz (Provincie Noord-Holland)

Resultaten Mentimeter Trefzekerheid met indexen


Contactbijeenkomst 17 maart 2022

Na een winter met lockdowns kon de eerste contactbijeenkomst van 2022 tot ieders genoegen weer live gehouden worden. Deze bijeenkomst was georganiseerd door de SIG Cost Engineering Maakindustrie en Machinebouw (CEMM) en had als thema duurzaamheid. Zoals SIG-voorzitter Patrick Stratingh in zijn inleiding aangaf speelt dit thema een steeds dominantere rol in deze branche. Daar waar vroeger grondstoffen werden gebruikt bij het produceren van machines en aan het eind van de levensduur werden weggegooid, is nu verandering te zien. Een holistische aanpak is tegenwoordig te zien waarbij hergebruik wordt gestimuleerd en de hoeveelheid grondstoffen worden gereduceerd. Op de bijeenkomst werden drie voorbeelden getoond.

DACEcontactbijeenkomstmaart2022010DACE-voorzitter Robert de Vries opende de bijeenkomst en begon met de mededeling dat alle cursussen weer doorgang vinden. Daarnaast wees hij op de uitgave van de 35e editie van het DACE-prijzenboekje. Tenslotte keek hij vooruit naar de ICEC World Congress van 12 tot en met 15 juni, waar het hele bestuur druk mee is qua organisatie. Met het thema ‘Predictable projects in a dynamic world’ worden tijdens het congres grote veranderingen geïdentificeerd, zoals de introductie van smart cities en de zeespiegelrijzing; hierbij wordt met een schuin oog gekeken naar de 17 Sustainable Development Goals van de VN. Het congres wil laten zien hoe in zo’n wereld voorspelbaarheid kan worden georganiseerd en wat de rol en de tools van de cost engineer en value manager zijn. Robert wilde nog veel meer vertellen maar vatte dat samen met: Kom naar Rotterdam!

Patrick Strating leidde de drie sprekers deze middag in. Maar voor hij dat deed, riep hij nog op om de mail met de enquête van de SIG te beantwoorden en aan te geven welke tools worden gebruikt in ieders bedrijf. Dit om een inventarisatie te maken van alle gebruikte tools. Het resultaat van de enquête wordt gepresenteerd tijdens ICEC World Congress.

DACEcontactbijeenkomstmaart2022100

Mijnbouw

DACEcontactbijeenkomstmaart2022031De eerste spreker deze middag was Frank Hendrix van Weir Minerals, producent van equipment die in de mijnbouw wordt gebruikt. Frank begon zijn bijdrage met de waarneming dat mijnbouw geen duurzaam imago heeft, zeker met incidenten zoals een aantal jaren geleden in Brazilië met de giftige modderstromen die een rivier instromen. Daarnaast geldt dat het winnen van lithium via mijnbouw tot circa 5 maal goedkoper is dan het recyclen van deze grondstof uit bijvoorbeeld batterijen. Met de vraag in de wereld naar duurzame producten als zonnecellen, windmolens en elektrische auto’s is de honger van de wereld naar grondstoffen nog steeds groot.

Toch gaan ook in de mijnbouwbranche een aantal bedrijven de uitdaging aan om duurzaamheid te verbeteren, bijvoorbeeld door water- en energieverbruik van de gebruikte equipment te verminderen. Frank ging aan de hand van een plaatje het hele palet aan equipment van Weir langs dat gebruikt wordt in de mijnbouw, van de verzameltrechter waar de truck wordt geleegd, naar vermaling in de jaw crusher en transportbanden naar de cone crusher, vervolgens in de trommels van de screen en vandaar naar de HPGR, een duurzame grinder die sinds 2013 in de markt is. Na de HGR volgt nog bewerking in hydrocyclonen en transport via slurrypompen. Allemaal indrukwekkende en grote machines.

Bij de HPGR grinder stond Frank wat langer stil. Deze nieuwe ontwikkeling van Weir levert tot 40% energiebesparing op, zeker ten opzichte van oude technieken als roll crushers en ball mills. Door de bijzondere techniek met walsen die tegen elkaar in draaien en die zijn voorzien van rollen met pennen daarin waardoor het pletten veel efficiënter gaat met een hoger vergruizingspercentage. Daarbij is de HPGR voor verschillende groottes gesteente in te zetten, van 80 mm tot veel kleiner. Verder is geen extra water benodigd voor fijn vergruizen en hoeft geen extra vergruisproduct te worden toegevoegd om efficiënt te zijn.

Frank wees op een aantal andere verbeteringen die bijdragen aan de duurzaamheid. Zo heeft de tyre nu een conische uitvoering in plaats van cilinder. Dat scheelt in de toe te passen temperatuur bij productie en daarbij hoeft bij deze uitvoering de buitenkant niet bewerkt te worden. Bedenk verder dat het doorvoeren van de as van 67 ton door de tyre eenvoudiger is met deze conische uitvoering. Verder hoeven geen kranen te worden gebruikt om de as te monteren, omdat deze horizontaal is aangebracht. De slijtplaat is opgedeeld in losse delen, zodat die delen die het snelst slijten een andere hardheid kunnen krijgen, wat tot langere levensduur en minder gebruik van grondstoffen leidt.

De rol heeft 40.000 gaatjes en vroeger werden de studs handmatig geplakt; inmiddels gebeurt dat met een robot. Ook het boren van de gaten waar de studs inkomen gebeurt nu met 4 gaten tegelijk, in plaats van één per keer.

Met een HPGR die tot 600 ton kan wegen verdient ook transport bijzondere aandacht. Werd dat vroeger met kranen uitgevoerd nu is geïnvesteerd een speciale transportwagen.

Daar waar Weir nu nog een engineer-to-order productieproces heeft, wil men meer bewegen naar configure-to-order, wat de tijd tussen aanvraag door de klant en levering aanzienlijk kan verkorten. Engineering-stuklijsten, engineering pakketten, cost engineering in SAP zullen daarbij ook steeds meer overgaan naar standaardisatie, een configure product platform en een configure price quote, om die verandering te ondersteunen.

Vliegtuigonderdelen

DACEcontactbijeenkomstmaart2022096De tweede spreker deze middag was Theo de Graaff van Fokker, sinds 4 jaar onderdeel van GKN-groep. Het Engelse GKN bestaat al sinds 1759 en is werkzaam in de automotive industrie, zoals tractoren, en produceert vliegtuigonderdelen.

Theo opende zijn bijdrage met een plaatje van haaien. Als over duurzaamheid bij het vliegen wordt nagedacht is het altijd goed om naar de natuur te kijken. Zo is naar de voortbeweging van haaien gekeken en hoe de luchtweerstand bij de wingtips gereduceerd kan worden. Daarmee verdwijnen de wervelingen bij de tip van de vleugels; een les uit de natuur die tot echte besparingen heeft geleid.

Fokker gebruikt design-to-cost tools. Op een vraag van een klant of het rolroer in de vleugel misschien niet goedkoper kon worden uitgevoerd is een studie uitgevoerd. Eerst werden voor de productie van dit onderdeel veel losse onderdelen gebruikt, maar door met een integrale bril te kijken naar wat nodig is, kon het aantal onderdelen aanzienlijk worden gereduceerd wat tot een kostenbesparing van 25% heeft geleid. Of daarmee ook een duurzamere oplossing is gevonden, is daarbij niet zeker, want deze oplossing gaf meer afval.

Vervolgens citeerde Theo een directeur van een luchtvaartmaatschappij die zou hebben gezegd dat oorlogspreventie de functie van vliegen zou zijn. Daarop doorpakkend met de blik van de value engineer kwam de vraag op hoe, naast het transporteren van een persoon van A naar B, de waarde van vliegen kan worden verhoogd. Een van de ideeën daarbij was om antennes toe te voegen aan het vliegtuig die in staat zijn om vroegtijdig bosbranden te detecteren of die helpen bij het voorspellen van oogsten.

Fokker heeft tegenwoordig ook een directeur sustainability in dienst, Michiel Jas, die een duurzaamheidscampagne is gestart. Niet alleen om de eigen maakprocessen te verduurzamen, maar ook om de keten te optimaliseren en de 17 SDG’s van de VN te implementeren. SDG-nummer 17 gaat over partnerships en daarmee moet het ook lukken om in 2050 duurzaam te vliegen, zo verwachtte Theo.

Eén grafiek werd ons niet onthouden en dat was de statistiek die liet zien dat de hoeveelheid liter brandstof per stoel en per kilometer van moderne vliegtuigen zoveel lager was dan in de jaren 1950. Theo durfde de vergelijking aan dat een 787 Dreamliner minder brandstof per stoel per kilometer verbruikt dan een Prius in de avondspits.

Theo toonde nog een aantal duurzame ontwikkelingen in de vliegtuigindustrie, zoals de ontwikkeling van all electric vliegen, vaak met herintroductie van propeller technieken, weliswaar nog wel met weinig zitplaatsen. Dit betreft bijvoorbeeld de Joby en de VA-X4. Of de ontwikkeling van waterstof als brandstof zoals de Dornier 328 eco en de H2Gear.

Bijna bemoedigend was het feit dat de ontwikkeling van de supersonische Aerion gestrand is; blijkbaar zijn reizigers bereid om langer te reizen om daarmee duurzaamheid te bevorderen. Op dat laatste punt had Theo ook nog wel ideeën, bijvoorbeeld een vliegtuig minder fors overpoweren met 2 motoren om maar in korte tijd van A naar B te gaan, want meer tijd nemen en langzamer vliegen kan tot grotere besparingen leiden. Daar moet de keten zijn werk gaan doen en liggen de verbeteringen nog voor het oprapen. Dat kan aanzienlijk sneller dan het introduceren van allerlei nieuwe typen vliegtuigen waarmee altijd lange certificeringstrajecten zijn gemoeid.

DACEcontactbijeenkomstmaart2022041

Verwarming van huizen

DACEcontactbijeenkomstmaart2022082De laatste spreker was Leslie Visser van BDR Thermea, een bedrijf dat al sinds 1648 bestaat en dat de moederorganisatie van Remeha is. Cost engineering is onderdeel van de Procurement afdeling en telt intussen 2 cost engineers. Ook BDR Thermea heeft de 17 SDG’s van de VN omarmd en heeft een aantal SDG’s gekozen waar zij naar verwachting flink kunnen bijdragen. Naast klimaatactie en verantwoordelijke consumptie en productie, zijn dat onderwijskwaliteit, gendergelijkheid en gezondheid.

Wat betreft de CO2-uitstoot is een analyse gemaakt en daaruit blijkt dat 99,6% van de CO2-uitstoot wordt veroorzaakt in de gebruiksfase. Om die reden focust BDR Thermea wat betreft duurzaamheid voornamelijk op die fase. Dat betekent training van onderhoudsmonteurs om de optimale instellingen bij het regelmatig onderhoud te controleren. Verder betekent dat adviezen aan gebruikers zoals smart controls, waarbij vanaf de mobiele telefoon de ketel bediend kan worden, predictive maintenance en andere middelen en adviezen om de verwarming goed in te regelen.

Natuurlijk wordt verbetering van duurzaamheid bij productie niet overgeslagen. Hergebruik van de kunststof van de kappen is zo’n idee. De kleur zal dan niet volkomen wit zijn en verkleuring is de loop der tijd niet te voorkomen. In Nederland waar de ketel vaak opgesteld staat in een opslagruimte is dat meestal geen probleem; in Engeland waar deze zichtbaar in de keuken staat kan dat wel weer een probleem zijn.

BDR Thermea heeft ook een waterstofketel ontwikkeld. Het grote probleem hiervoor is dat de onderliggende infrastructuur nog niet aanwezig is, hoewel Gasunie hier wel mee bezig is. Inmiddels worden ook gasketels gebouwd die eenvoudig omgebouwd kunnen worden naar waterstofketels; een andere brander is dan nodig in verband met de hogere verbrandingstemperatuur van waterstof.

Wat betreft de hybride oplossingen met (lucht)warmtepompen en gasketels geldt als nadeel dat deze bij echt lage temperaturen een lager rendement hebben, veel lager dan een gewone gasketel.

Duurzame oplossingen zoals (luchtabsorptie)warmtepompen worden al veel in nieuwbouw toegepast, als in de omgeving tenminste geen sprake is van stadsverwarming. In Frankrijk met de lagere elektriciteitsprijzen is dit met name te zien. Wat die geografische kenmerken betreft, door de verschillende benadering in landen om ons heen wat betreft duurzaamheid zijn ook verschillen in gevraagde producten te zien. Nederland gaat van het gas af en dus is vermindering in vraag naar gasketels te zien. In Duitsland krijgt men juist subsidie als men van oliegestookt naar gasgestookt gaat. Verder weg naar het Oosten, in Rusland en China, is men nog niet eens toe aan HR-gasketels; toepassing van VR-ketels is daar nog gebruikelijk.

Om het bewustzijn te verhogen past BDR Thermea de CO2 calculator tool toe bij de productsamenstelling. Op die manier kan de R&D-afdeling bewuste keuzes maken, bijvoorbeeld wat betreft materiaalkeuze, productielocatie en productieproces.

DACEcontactbijeenkomstmaart2022120

Presentatie Frank Hendrix (Weir Minerals)


2021

Contactbijeenkomst 17 juni 2021

​De tweede contactbijeenkomst van 2021 kon weer live gehouden worden in De Soester Duinen. Dit keer werden de presentaties verzorgd door de nog jonge SIG Contractmanagement. Het thema vertraging en verstoring in projecten is een onderwerp dat alle leden van de SIG raakt of dit nu assets owners, contractors of adviseurs betreft. Daarbij kunnen de standpunten soms diametraal tegenover elkaar staan. Om die reden werd dit thema vanuit verschillend perspectief gepresenteerd, allereerst om elkaar beter te begrijpen en uiteindelijk om een betere projectuitvoering en samenwerking tot stand te brengen.

DACEjuni2021Soesterduinen019

DACE-voorzitter Robert de Vries opende de bijeenkomst en gaf aan dat de bijeenkomst ook tegelijk wordt gestreamd, een experiment om alvast te oefenen voor het ICEC World Congress volgend jaar. Dit was de eerste live bijeenkomst na COVID en er zijn nog wel speciale maatregelen van toepassing; zo zou de borrel na afloop zittend moeten worden gedaan, waarbij iedere aanwezige een borrelbox met snacks zou krijgen. Robert was ook blij te kunnen aankondigen dat de DACE-cursussen weer gaan starten, inclusief het vlaggenschip Certified Cost Engineer. Verder gaf hij aan dat in het najaar de 35e editie van het prijzenboekje weer zal uitkomen. Tenslotte meldde hij dat DACE-bestuur en directie vooral druk is met de voorbereiding van het ICEC World Congress, volgend jaar juni in Rotterdam. Het belooft een mooi congres te worden met als thema ‘Predicable Projects in a Dynamic World’, een dynamiek die de meesten wel herkenden na een dik jaar COVID en met alle politieke reuring.

Complexe materieDACEjuni2021Soesterduinen030

Jouke van der Schors, voorzitter van de SIG Contractmanagement, introduceerde in het kort de sprekers en het thema van vandaag. In projecten komen alle partijen uit de keten elkaar tegen, of dit nu asset owners, contractors, adviseurs, ingenieursbureaus of leveranciers zijn. Het typische van projecten is, zoals Robert ook al aangaf, dat ze in een dynamische wereld worden uitgevoerd. Kortom ze lopen nooit zoals oorspronkelijk gepland met vertraging en verstoring tot gevolg; en die onvoorspelbaarheid is waar de keten beter mee wil omgaan. Jouke behandelde de definities van vertraging en verstoring, gebaseerd op protocollen zoals gehanteerd in de UK en de USA. Vervolgens hield hij die definities tegen het licht en liet zo zien dat een verstoring ook tot vertraging kan leiden. En ook omgekeerd, een vertraging kan tot een verstoring leiden. Aan de hand van de lastige situaties die daaruit volgen dat bijvoorbeeld wel een verstoring kan worden geclaimd maar geen vertraging, liet hij zien dat het complexe materie is, die vraagt om een gemeenschappelijke taal om zo de weg naar verbetering te vinden. Die gemeenschappelijke taal zal later dit jaar volgen in de vorm van een leidraad, ook een van de onderwerpen deze middag.

DACEjuni2021Soesterduinen049De eerste presentatie was van Joost Dekker, procurement manager projects bij Shell, die vanmiddag zijn ervaring deelde van het ​omgaan met vertraging en verstoring in projecten vanuit het perspectief van een asset owner.

In de praktijk bij Shell betekent contractmanagement in 80% van de gevallen het gebruik maken van een bestaand framework contract. Dat wil zeggen, de business roept een inkooporder af op een bestaand contract en niet iedere keer hoeft over contractcondities en dergelijke onderhandeld te worden. De hiermee opgedane ervaring was Joost’s onderwerp van deze middag. Om het in perspectief te plaatsen, een niveau boven dit dagdagelijkse contractmanagement wordt het vendor management uitgevoerd; hier vinden discussies over continue verbetering en innovatie met de partners plaats en dit is iets dat bijvoorbeeld per kwartaal wordt uitgevoerd. Daarboven wordt category management uitgevoerd, het niveau waar strategieafstemming plaatsvindt.

Risicokenmerken
Shell heeft per type project, dat willen zeggen lump sum, unit price of reimbursable, een overzicht met risicokenmerken gemaakt, voor aspecten zoals managementintensiteit, flexibiliteit en gedrag. Zo hoort bij lump sum projecten de lichte management intensiteit van monitoring, niet de zwaardere zoals quantity surveying of volledig management. Voor het aspect flexibiliteit geldt in lump sum projecten dat het duur is wijzigingen in de scope aan te brengen, anders dan bij unit prices of reimbursable projecten. Wat betreft gedrag is het risico van ‘under design’ dat in de gaten moet worden gehouden bij lump sum projecten.

Joost noemde de top 3 van uitdagingen uit de praktijk van zogenoemde ‘kleine projecten’, namelijk late levering van ready-for-construction-tekeningen (RFI’s) en company-provided-items (CPI’s), op tijd beschikbaar zijn van de site en vergunningen en tenslotte de discussie over de aantallen wijzigingen, vooral in schedule-driven projecten, en de invloed daarvan op efficiëntie en lead time.

Vervolgens pelde Joost deze uitdagingen één voor één af, wat betreft mogelijke gevolgen, typische discussies en mogelijke mitigaties. Bijvoorbeeld de gevolgen van late levering van RFI’s kan zijn dat bij de contractor de werkvoorbereiding en prefab wordt vertraagd. Typische discussies kunnen dan zijn dat de contractor claimt dat de verloren tijd vergoed moet worden, terwijl de asset owner dan vraagt of het betreffende contractorpersoneel niet elders kan worden ingezet of dat de contractor misschien zijn eigen zaken ook niet op orde had dus zelf ook al in vertraging was. En daarnaast, heeft de contractor proactief de moeite gedaan om de asset owner de kans te geven om de impact te verkleinen?

Mogelijke mitigaties zijn dan bijvoorbeeld om vooraf conservatieve RFI-opleverdatums te geven en hier niet te opportunistisch te zijn. Als een probleem zich eenmaal heeft voorgedaan is het zaak om in gesprek te gaan en de claim adequaat af te handelen, overeenstemming te bereiken over de impact en dit goed te administreren. Steeds moet in dat type gesprekken vroegtijdig naar voren komen hoe de asset owner de vertraging of verstoring kan beïnvloeden om de impact klein te houden. Daarnaast kan het bij ondermeer schedule driven projecten met veel wijzigingen lastig zijn dat, als daar bijvoorbeeld al een aantal keren claims rondom wijzigingen zijn toegekend, er dan toch weer uitloop plaatsvindt. Waarbij de contractor een beroep doet op die eerdere afgehandelde wijzigingen.

Vakspecialisten
DACEjuni2021Soesterduinen058De tweede presentatie was van Fred Meershoek, contractmanager bij Croonwolter&dros, die begon met een schets hoe in een project, met zijn scope, budget en veiligheidseisen, de asset owner en de contractor elkaar ontmoeten. Beiden met hun eigen kenmerken, zoals initiatiefnemer versus dienstverlener, proceskennis versus vakspecialisme, investeringsbenadering versus uren/materialen benadering. Beiden daarom ook met hun eigen perspectieven, startpunten en verwachtingen in het project dat toch samen uitgevoerd moet worden.

Fred legde uit welk dilemma de contractor tegenkomt bij de start van een project. De asset owner is waarschijnlijk al 2 jaar bezig geweest met ideeën en ontwerpen van de fabriek en heeft allerlei voors en tegens al bediscussieerd. De contractor moet dan in één keer in 6 weken een prijs bepalen, risico’s inschatten en met name ook welke beheersspecialisten moeten worden opgenomen in het team. Worden te weinig beheersexperts opgenomen, dan zal dat zeker afgestraft worden als het contractmanagement lastig wordt. Worden te veel opgenomen, dan wordt de prijs waarschijnlijk te hoog en wordt de competitie niet gewonnen. Andere vraag is hoe het beheersteam gaat samenwerken met het ontwerp- en realisatieteam. Daar, bij het ontwerpen en realiseren, gebeuren de zaken die leiden tot vertraging en verstoring, dus daar moet het beheersteam mee interacteren.

Vervolgens gaf Fred aan welke administratie nodig is voor het opstellen van bewijs bij bijvoorbeeld vertragingen en verstoringen, meer-minderwerk en wijzigingsverzoeken. Dat gaat van signaleren, feiten vastleggen tot het melden via procedure inclusief impact op tijd/geld, bespreken en afwikkelen. Bij dat laatste wordt de impact op het project verwerkt. Hier werd de vergelijking met een vijver gemaakt waarin steentjes worden gegooid. Eén steen leidt tot een uitdijende golf maar met vele steentjes wordt een onoverzichtelijk patroon gecreëerd. Kenmerk daarbij is dat het proces van administratie van changes trager is dan de uitvoering vaak vraagt. Bij de uitvoering kan niet worden gewacht tot de volgende meer-minderwerkdiscussie, omdat het item morgen bijvoorbeeld moet worden geïnstalleerd.

Het signaleren en het vastleggen van feiten vereist ook een sterke bewustwording bij de ontwerpers en de uitvoerders. Bij het verzamelen van bewijs is met name van belang om direct vast te leggen wat oorzaak en gevolg zijn, wat er het eerst was, en wie wat heeft gezegd. Later is dat meestal niet meer goed te reconstrueren. Fred noemt twee referenties waar de samenwerking met de klant naar tevredenheid heeft gewerkt. In een project met een olieraffinaderij wisten beide partijen van tevoren dat de scope behoorlijk kon veranderen. Dit zorgde voor een openheid in benadering van beide kanten. Bij de bouw van rioolwaterzuiveringen had de klant bewust gekozen voor een bouwteambenadering, met betrokkenheid bij ontwerpen en met een risicopot voor onvoorziene uitgaven. Zo was nog niet bekend bij het ontwerp of op een zeker punt 1 of 10 afsluiters nodig zijn; dit kon worden gedekt met de risicopot. Ook de kick-off meeting met ongeveer honderd mensen betaalde zich uiteindelijk terug, met name door de gedeelde aanpak.

DACEjuni2021Soesterduinen061

Expertrapportages
De derde spreker was Jasper Tiessens, directeur bij Vijverberg, die vanmiddag inging op de dienst ‘dispute resolution’ van Vijverberg. Daarbij worden expertrapportages opgesteld, gebaseerd op feiten en met als doel om tot oplossing van een dispuut te komen. Jasper startte met een aantal grepen uit projecten waarbij met hun hulp in de meeste gevallen tot een settlement is gekomen tussen opdrachtgever en contractor. Of dat nu gaat om problemen bij afname van een booreiland, wel of geen toe te wijzen productiviteitsverlies van een aannemer bij de aanleg van een pijpleiding in het Midden-Oosten, steigerwerk in een treinstation, vele wijzigingen bij de verbouw van een bestaand kantoor of de voortgangsbepaling van een mixed-use gebouw. Soms zijn onorthodoxe stappen nodig zoals bij een voortgangsbepaling. Daar heeft Vijverberg gedurende een bepaalde tijd de bemensing op de bouw geteld en op basis daarvan kon worden geconcludeerd dat de aannemer daarmee de voortgang zeker niet kon halen. De bedoeling van die settlements is dat partijen elkaar weer gaan begrijpen en desnoods bepaalde mensen op het project gaan vervangen om het project weer op stoom te krijgen.

Voor al deze zaken produceert Vijverberg een zogenoemd expertrapport. Dat start meestal met de vraag van een klant die een probleem heeft en wel een aantal feiten en besprekingsverslagen, maar een en ander niet zo heeft geanalyseerd en beschreven dat die kan worden ingezet in een dispuut.

DACEjuni2021Soesterduinen070

Als een klant langskomt is altijd eerst belangrijk om het doel van het rapport vast te stellen. Zo kan het zijn dat moet worden vastgesteld of er überhaupt een positie is om een claim in te dienen. Ook kan het zijn dat de klant het rapport wil gebruiken om in een goede onderhandelingspositie te komen met de tegenpartij en tenslotte kan het zijn dat het bij een gerechtelijke procedure moet worden ingebracht. Uiteraard is ook een combinatie mogelijk, namelijk eerst het rapport inzetten bij onderhandeling en als dat niet lukt, in het uiterste geval, gebruiken bij de rechtszaak.

Drie stappen
Het opstellen van zo’n rapport gebeurt in drie stappen. Eerst het doel vaststellen zoals bovengenoemd, maar ook welke analysemethoden worden gebruikt om objectiviteit te verzorgen, het verzamelen van informatie en een planning maken van het onderzoek. Jasper gaf aan dat sommige junioren dan, net als in een bekende detectiveserie, al menen op zoek te kunnen naar de smoking gun, maar ervaring leert al snel dat toch de stap naar de volgende fase moet worden gezet. Afhankelijk van de vraag kan dat een feitenanalyse, waarbij alle feiten in een tijdlijn worden gezet, zijn of aanvullend daarop een planningsanalyse en eventueel een kwantumanalyse bijvoorbeeld om invloed op de prijs te bepalen. In veel gevallen zijn ook al deze analyses nodig om een claim volledig te kunnen afronden. Als alle analyses zijn afgerond, dan wordt pas begonnen met de laatste stap, de eindrapportage. Niet eerder dus want dan komt het regelmatig voor dat bijvoorbeeld voor één en hetzelfde item vijf verschillende woorden worden gebruikt.

Vervolgens ging Jasper nog in op de voors en tegens om het expertrapport door een externe deskundige, door eigen projectmensen (DIY) of door een partijdeskundige te laten opstellen. Zo kan een externe deskundige dit rapport opstellen in normale werkuren tussen 9 en 5. Projectmensen moeten dit naast het gewone projectwerk doen, dus tussen 5 en 9. Ook wat betreft onafhankelijkheid zijn er opmerkingen te maken, want ook al kiezen eigen projectmensen onafhankelijke methoden toch zijn dan vaak weer gekleurde interpretaties te zien. En uiteraard geldt dat voor een externe deskundige dit dagelijks werk is, dus die heeft ervaring van wat effectief is in disputen. Zo’n externe partij tilt het probleem ook buiten de projectomgeving, waardoor de projectteams hun focus op het dagelijkse werk kunnen houden en zich niet op hoeven te richten op het dispuut.

De waarde van een expertrapport is dan ook geschillen klein te houden en te zoeken naar een oplossing om weer verder te kunnen met het project.

LeidraadDACEjuni2021Soesterduinen074
De laatste spreker deze middag was Stan Putter, advocaat/partner bij Smallegange, die inging op de dit jaar te verschijnen leidraad Vertraging en Verstoring. Dit is een initiatief van de Dutch Arbitration Commission en het Instituut voor Bouwrecht en heeft een tweeledige doelstelling. Allereerst bewustwording van de problematiek en deze handen en voeten geven en op basis daarvan tot gedragsverandering komen van partijen in de bouw om zo de effecten van vertraging en verstoring zoveel mogelijk te voorkomen.

Stan gaf aan dat in UK en USA al protocollen bestaan, maar die bevatten te veel detail om voor Nederland effectief te zijn. Bij de leidraad is een balans gezocht tussen het nut voor enerzijds grote partijen met juristen en specialistische contractmanagers in dienst en anderzijds de midcap en kleine partijen.

De leidraad loopt langs de drie lijnen in een dispuut: voorkomen, oplossen en beslechten. Ten behoeve van het voorkomen geeft de leidraad handvatten om tijdig mogelijk vertragingen en verstoringen te signaleren, waardoor ingegrepen kan worden nog voordat problemen zich voordoen.

Vaak kan vertraging/verstoring echter niet worden voorkomen. In dat geval is het nodig om de kansen te vergroten om hier zo spoedig mogelijk met de tegenpartij tot een oplossing te komen. De leidraad ondersteunt hierbij door gebruik van gemeenschappelijke bewoordingen, analyses en uitgangspunten. Expertrapporten kunnen hier van dienst zijn, maar ook bijvoorbeeld het gebruik van eenzelfde keet waarin de partijen elkaar bij de koffieautomaat zien en niet eerst alles voor zichzelf houden. Ook kan het soms verstandig zijn om vroegtijdig bepaalde mensen van het project te halen, zeker als sprake is van onverenigbaarheid van karakters. Verder is van belang is om tafel te gaan zitten en de zaak echt af te ronden, dus niet doorgaan zonder verdere afspraak.

Tenslotte kan het toch zo zijn dat de gang naar de rechter of arbiter niet is te voorkomen. Ook hier is eenzelfde soort analyse nodig als genoemd onder de vorige stap. Want de rechter een schoenendoos met documenten en verslagen geven helpt de eigen zaak in zo’n geval niet; een goed en logisch opgebouwde analyse wel.

De redactie van de leidraad is multidisciplinair, dus naast juristen ook kostendeskundigen, aannemers, asset owners als Rijkswaterstaat en wetenschappers. De leidraad bevat praktische handvatten voor projectleiders en contractmanagers. Het uitvoeren van handvatten blijft veel tijd kosten. Dat nadeel wordt niet weggenomen met de leidraad, maar bewustwording en een gemeenschappelijke taal zijn de grote toegevoegde waarde.

De leidraad bevat zulke open deuren als ‘gebruik een planning als basis’, want als dat uitgangspunt niet helder is, hoe is het dan mogelijk om überhaupt iets te eisen. Ook wat betreft administratie geeft de leidraad hints. Of bijvoorbeeld specifieke FIDIC-contractvoorwaarden van toepassing zijn of bestaande wetgeving, om rechtsgeldigheid van de claim te garanderen is er een directe meldplicht: dus niet hopen op een sympathy claim achteraf na 6 maanden. En zo voegde de advocaat toe: doe het schriftelijk. Ook voor het berekenen van overschrijdingen en financiële gevolgen bevat de leidraad methodieken. Vaak is er koudwatervrees om een open begroting te laten zien, maar die begroting is vaak wel het beste bewijsmiddel om te laten zien dat de claim terecht is. Als die open begroting lastig is, zorg dan in ieder geval dat de feiten op orde zijn, bijvoorbeeld dat een bepaald document op dat moment in tijd al aanwezig was.

De groep die met de leidraad bezig is, zit nu in de consultatiefase en Stijn nodigde eenieder uit om contact met hem op te nemen om deze nog beter te maken.

DACEjuni2021Soesterduinen098

Presentatie Jouke van der Schors
Presentatie Fred Meershoek
Presentatie Jasper Tiessens
Presentatie Stan Putter 


2020

Contactbijeenkomst 26 november 2020
Je moet schieten anders kun je niet scoren
Door de coronacrisis kon de normale contactbijeenkomst in november 2020 geen doorgang vinden en werd in plaats daarvan een tweede DACE webinar gehouden. Dit webinar werd georganiseerd door de SIG Probabilistische Risicoanalyse en had als thema ‘toeval, onzekerheid en trefzekerheid van ramingen’. Het altijd lastige onderwerp van probabiliteit werd deze middag aan de hand van de analogie met het voetbalspel in al zijn eenvoud toegelicht. Zo kregen we te horen wat Cristiano Ronaldo en Gary Lineker te maken hebben met stochasten, dataverzameling, correlaties en risico-acceptatie. 

DACE-voorzitter Robert de Vries faciliteerde het webinar en memoreerde dat in dit bijzondere jaar meerdere cursussen zijn uitgesteld. Voor 2021 is echter een heel nieuw programma opgesteld met vele mogelijkheden om achterstanden in te halen. Daarnaast is het DACE-bestuur druk bezig met het voorbereiden van het ICEC World Congress in De Doelen in Rotterdam in 2022. Ook gaf Robert aan dat de eerstvolgende bijeenkomst op 18 maart 2021 in webinar-vorm zal worden gehouden. Tenslotte introduceerde hij de twee sprekers van deze middag, Arno Willems van IV-Infra en Fedde Tolman van Kiwa KOAC. Elkaar afwisselend zouden zij ons deze middag leiden langs de velden van het voetbal, de probabilistiek, de moeilijkheid van het verkrijgen van data en het begrip risico-acceptatie.

Een simpel spelletje?
Arno trapte af met de bekende uitspraak van Gary Lineker uit 1990 dat voetbal eigenlijk een simpel spel is, met 22 man dat 90 minuten duurt, waarbij aan het eind altijd de Duitsers winnen. Hij wist aan te tonen dat deze stelling intussen niet meer op waarheid berustte. Het feit dat de Duitsers niet altijd winnen werd wel duidelijk in het WK van 2018 waarbij de Duitsers laatste in hun poule werden.

Maar ook het feit dat het simpel spel betreft is intussen weerlegd. Arno citeerde de Leidse wetenschapper Rens Meerhoff die concludeerde dat voetbal zo complex is, dat elke poging om het te versimpelen, omwille van je analyse, tot onjuistheden leidt. Die conclusie wordt gestut door de ervaring van Johan Cruyff die aangaf dat ‘voetbal heel simpel is, maar het moeilijkste wat er is, is simpel voetballen’. Ook de ervaring van Lobanosvki, trainer van Dynamo Kiev in de jaren 70 en 80, die ongeveer als eerste op bijna wiskundige wijze trainingsmodellen ontwikkelde met behulp van data, ondersteunde zijn betoog van de complexiteit van het spelletje. 

Als klap op de vuurpijl en om ook de laatste ongelovige te overtuigen liet Arno een aantal filmpjes zien van een wetenschappelijk experiment dat met Cristiano Ronaldo is uitgevoerd. Daarin was te zien dat Ronaldo een voorzet kreeg, die ofwel in het doel gekopt ofwel geschoten kon worden. Hij miste niet één voorzet. Het bijzondere was de oplopende graad van moeilijkheid. Op zeker moment werd halverwege de voorzet het licht uitgedaan, waardoor Ronaldo in het donker zijn punt moest maken. Nog weer later werd vlak voordat de voorzet werd gemaakt, dus nog voordat de voet aan de bal was, het licht uitgedaan. Arno concludeerde dat Ronaldo een aan de werkelijkheid zeer sterk benaderend fysisch model in zijn hoofd moest hebben, waarin richting, snelheid en curve van de bal een plaats hebben. Ten tweede moet hij een wiskundig deterministisch model maken om voorspellingen van de curve te kunnen doen. Dat model verandert meer en meer in een probabilistisch model als meer onzekerheden optreden en Ronaldo alleen gegevens heeft over de trapkracht en voetrichting van de voorzet, en verder niets ziet van de snelheid, richting en curve van de bal. Door de grote onzekerheid wist hij op zeker moment niet of hij de bal moest koppen of schieten, maar met zijn borst wist hij uiteindelijk toch doel te treffen. Die trefzekerheid bereiken terwijl zo weinig gegevens bekend zijn, is iets dat wij ook beogen.

Probabilistiek
Hier pakte Fedde de bal op. Hij ging in op de probabilistische moeilijkheden bij het maken van ramingen en wilde toe naar een praktische werkwijze. Daarbij nam hij ons mee naar de schoolbanken om de principes van de waarschijnlijkheidsrekening nog eens door te nemen. Een stochastische variabele is een door het toeval bepaalde variabele grootheid. Dat toeval wordt worden weergegeven in een kansverdeling; bijvoorbeeld de kans op een totaal van 12 bij het gooien met twee dobbelstenen is kleiner dan op een totaal van 6. Een kansverdeling kan omgezet worden in een kansdichtheid, door differentiatie. Voor zo’n kansverdeling kunnen verschillende functies worden gebruikt, om te beginnen de normale verdeling. Maar ook de driehoeksverdeling wordt vaak gebruikt en als die niet goed werkt kan overgegaan worden naar de discrete verdeling. 

Bij twee stochasten wordt het al iets ingewikkelder. Overgang naar een simultane verdeling is dan nodig. De correlatie tussen de twee stochasten moet dan bepaald worden, dat wil zeggen zijn ze onafhankelijk, afhankelijk of iets ertussenin. Voor deze correlatiefactor kan eenvoudig een vaste coëfficiënt tussen 0 en 1 gekozen worden. Fedde liet met een rekenvoorbeeld zien, dat hier zomaar een factor 2 in de spreiding fout kan zijn als hier verkeerde keuzes worden gemaakt. Ook heeft zo’n coëfficiënt de moeilijkheid dat op het oog totaal verschillende soorten verbanden toch allemaal dezelfde correlatiecoëfficiënt hebben. De copula is de meer ideale verbindingsfunctie tussen twee stochasten, maar die heeft veel praktische moeilijkheden. Daarom is de partiële copula geïntroduceerd, ook wel ‘vine’ genoemd vanwege zijn gelijkenis op een wijnrank bij de grafische uitwerking.

In de standaardaanpak zoals die tot nu wordt gehanteerd, worden minimum, modus en maximum, ook wel de Laagste-Top-Uiterste genoemd ofwel LTU, van een marginale verdeling geschat. Vervolgens wordt op het oog een correlatiecoëfficiënt bepaald, waarna een Monte Carlo berekening wordt uitgevoerd en een raming wordt verkregen.

Het voorstel van de SIG is in principe eenzelfde aanpak, maar eentje met iets meer werk dat uiteindelijk wel betere schattingen levert. In dit voorstel wordt gewerkt met conditionele LTU’s met 3 condities per variabele. Ook worden 2 variabelen paarsgewijs naast elkaar gezet wat leidt tot 9 bepalingen. Na schatting van de correlatiecoëfficiënten daaruit en het toepassen van de ‘vines’, wordt een betere raming verkregen.

Data-schaarste
Hierna nam Arno het stokje weer over. Hij ging in op de mogelijkheden en moeilijkheden van het verkrijgen van data. De eerste methode die werd genoemd is die van benchmarking. Hierbij wordt gezocht naar referentieprojecten en de uitkomsten die deze hebben gegenereerd wat betreft verschillende soorten kosten, onvoorzien en onzekerheden. Een bijzonder voorbeeld van benchmarking is de methode van Reference Class Forecasting, ontwikkeld door Nobelprijswinnaar Kahneman en Tverski. Deze is door Flyvbjerg daarna veel malen in de praktijk gebracht. De blik en de ervaring van buiten levert betere resultaten dan de initiële, eigen inschattingen van het werk.

Een andere methode om data te verzamelen is via statistiek en data-analyse. Om nog even bij het thema voetbal te blijven noemt Arno hier het bedrijf Scisports, dat allerlei soorten van data verzameld over voetbal en zo bijvoorbeeld scoringskansen bepaalt per speler, ook onder specifieke omstandigheden. Bijvoorbeeld als deze komt aangerend onder een bepaalde hoek ten opzichte van het doel en als deze hoog in de kruising of laag bij de paal schiet.

Tenslotte noemde Arno de elicitatie methode ofwel de expertmening. Die mening kan individueel bij experts gevraagd worden via interview of vragenformulier of in een groep bijvoorbeeld via een brainstormsessie of een ‘decision room’. Zeker als het individueel wordt gedaan is het raadzaam om de vragen eenvoudig te houden en geen randzaken te noemen. Verder is het raadzaam om de experts tevoren te trainen in de regels van het kansdenken; niet iedereen begrijpt wat een kans van 80% betekent. Andere tips zijn dat je als risicoanalist aanwezig moet zijn bij de expertsessie, dat de expertsessie niet langer dan een uur moet duren en dat het beste gesproken kan worden over direct waarneembare parameters. Vermijd vragen met een zekere vooringenomenheid of framing en vragen die een beroep doen op vuistregels.

Bij het combineren van expertmeningen is het nog wel de vraag of deze experts allemaal even zwaar moeten meetellen. Misschien moet de risico-analist een rangschikking toepassen, bijvoorbeeld op basis van positie/ervaring. Misschien moeten de experts hun eigen gewicht aangeven, waarbij overigens de klassieke M/V-vertroebeling optreedt; mannen overschatten hun eigen kunnen vaak. Misschien moeten de experts elkaar een weging geven. Arno houdt een pleidooi voor het gebruik van de zuivere scoring regel; een expert krijgt zijn maximaal verwachte score dan en slechts dan als zijn schatting overeenkomt met zijn mening. Lees Roger M. Cooke om hier meer over te weten te komen.

Risico-acceptatie
Als laatste behandelt Fedde het thema risico-acceptatie. In het algemeen houden we niet van grote risico’s of van onbekende risico’s.  Echter de omstandigheden en de positie zijn wel van belang. Als een mens in gevaar verkeert, is deze immers bereid om meer risico’s te nemen. Fedde neemt een aantal voorbeelden door om te laten zien hoe onze risico-perceptie kan veranderen in de loop van de tijd.

Zo is te zien dat het overlijden door ziekten sinds 1990 langzaam is gedaald; het overlijden door ongelukken is constant gebleven. Bestrijding van ziekten heeft hoge prioriteit in onze wereld. Dit geeft een indruk van wat acceptabel is; aan welke knoppen draaien we wel en aan welke niet of minder.

Verder was halverwege de negentiende eeuw een gemiddelde leeftijd van overlijden van 35 jaar nog heel gewoon. Door de veranderingen in de medische wetenschap is die gemiddelde leeftijd nu veel hoger en de perceptie van het risico daarmee ook. Ook een grafiek die de levensverwachting per leeftijd aangeeft, geeft boeiende resultaten. Blijkbaar mag een 70-plusser niet te veel meer verwachten, zo zou de grafiek gelezen kunnen worden.

Boeiend waren ook de statistieken over privé beleggen. Het verwachte rendement bij een laag risicoprofiel was hoger dan bij een hoog risicoprofiel. Een vreemd resultaat op het eerste gezicht, maar als ingezoomd wordt op de standaarddeviatie dan is te zien dat bij het hoge risicoprofiel de standaarddeviatie zo veel groter is. Met andere woorden als je aan de goeie kant van de Gauss-kromme zit, dan behaal je pas echte winsten. Een andere grafiek die getallen iets anders presenteert, laat dit verschil direct zien. Belangrijk is dus ook hoe getallen gepresenteerd worden; je zou eens tot een foute conclusie kunnen komen.

Tenslotte laat Fedde nog een statistiek uit de bouw zien, waarbij gemiddelde rendementen van 1 tot 3% worden getoond. Ook bij inzoomen op grote of middelgrote bedrijven is niet veel variatie te zien. Dit geeft ook een indicatie van wat soort risico men wil lopen.

Klik op bovenstaande afbeelding om de DACE Webinar terug te kijken.

Presentatie Fedde Tolman volgt 
Presentatie Arno Willems volgt


Contactbijeenkomst 11 juni 2020

Door de coronacrisis kon de normale contactbijeenkomst in juni 2020 geen doorgang vinden en werd in plaats daarvan het eerste DACE webinar georganiseerd. Onderwerp van dit webinar was hoe in de defensiesector de parametrische analyse wordt toegepast voor kostenramingen. Een heel palet aan defensiespullen kwam voorbij deze middag, van fregatten en onderzeeboten, van Mirages en Hercules vliegtuigen, van F16 en F34 straaljagers tot en met complexe ICT-systemen met exotische namen als AIRC2IS, ISMERCO en CBRN. 

DACE-voorzitter Robert de Vries faciliteerde het webinar vanuit een studio op het oude defensieterrein in Amsterdam Centrum. Voor hij de sprekers introduceerde, bracht hij de uitgave van de 34e editie van het DACE-prijzenboekje onder de aandacht; inmiddels bestaat dit instituut 50 jaar. Verder riep hij op vooral gebruik te maken van de interessante cursussen, die gewoon doorgang vinden, ook in coronatijden. Verder wordt nog dringend een redacteur gezocht voor het blad ViewOnValue.

Marine: life cycle costing nu en in de toekomst
De eerste spreker deze middag was Marcel Smit van TNO, die werkzaam is bij de afdeling Maritieme Systemen van Defensie Materieel Organisatie. Bij de marine wordt al sinds lange tijd gewerkt met life cycle costing en dat zal ook weer gebeuren bij de komende vervanging van fregatten en onderzeeboten. De ervaring die de marine daarbij heeft opgedaan is dat het life cycling costing proces twee hoofdkenmerken moet hebben: gezamenlijk en iteratief. Het beste resultaat komt als gezamenlijk wordt gewerkt met technici, gebruikers, onderhoudsmensen en financiële experts. Het is altijd een afweging van ‘wat willen we’ versus ‘wat kunnen we betalen’. Een advies van Marcel is om er zo vroeg mogelijk bij te zijn, ook al is de raming dan nog zo grof. Vaak wordt dan het budget al bepaald en daarbij is het waardevol om die eerste inschatting te zien ontstaan en vervolgens verfijnd te zien worden.

De afdeling Maritieme Systemen gebruikt een standaardkostenboom met als hoofdonderwerpen de investering, de exploitatie en de afstoting. Belangrijk is om die exploitatiekosten goed in beeld te hebben en niet alleen naar de investeringskosten te kijken. Anders koop je mogelijk een kat in de zak en is het marine platform erg duur in gebruik. Voor de investering worden verschillende rekenmethoden gebruikt. Voor het materieel, de onderdelen van het platform, wordt bijvoorbeeld de CER, Cost Estimation Relationship, ingezet. In deze tool is veel ervaring van eerdere platformen ondergebracht en met een eenvoudige opgave van parameters zoals gewicht en vermogen, kan al een betrouwbare raming worden opgesteld. Voor de SEWACO, de marine-term voor alle sensoren, wapen- en commandosystemen, wordt gewerkt met een shoppinglist met prijzen. Voor alle overige kostenposten wordt gewerkt met vaste percentages als onderdeel van de investering. Deze vaste percentages zijn gebaseerd op ervaringsgetallen. Zo zijn er ook methoden voor de exploitatiekosten; kosten waarvoor de politiek ook altijd speciale belangstelling heeft bij de besluitvorming. Algemeen geldt dat de exploitatiekosten van een nieuw platform niet hoger mogen zijn dan van het platform dat vervangen wordt. 

Maritieme Systemen wil de rekentools verbeteren door deze verder te standaardiseren en professionaliseren. Dit betekent gedetailleerdere CER’s met technische kenmerken, financiële data, allemaal gebaseerd op een regressieanalyse van grote hoeveelheden platformen. Doordat er steeds nieuwe schepen bijkomen is de verwachting dat de voorspelling ook steeds beter wordt. Deze verbeterde tool wordt nu ingezet voor een nieuw schip. De ervaring is dat het weliswaar veel tijd kost, met alle parameters die aangegeven moeten worden, maar de eerste resultaten zijn hoopvol. Ook in het buitenland is men bezig met dit soort tools, waardoor gebruikerservaring gedeeld kan worden. Dat geeft uiteindelijk steeds beter vertrouwen in de ramingen bij de besluitvorming over nieuwe maritieme systemen. 

In de toekomst wil men steeds meer gaan monitoren, zodat afwijkingen goed verklaard kunnen worden. De ambitie is om steeds meer te combineren met andere tools zoals OPUS voor reserve-onderdelen en RAM commander met beschikbaarheid en betrouwbaarheidsdata, zodat een nog hoger niveau in asset management kan worden bereikt.

Hangar Queens
De tweede spreker was Michail Bozoudis, sinds 2019 werkzaam bij de NATO en daarvoor 20 jaar werkzaam bij de Griekse luchtmacht. Hij deelde deze middag een ervaring die hij had met de life cycle costing van een Mirage 2000-5 en Hercules C130-H vliegtuig. Er was al een rekenmodel ontworpen waaruit naar voren was gekomen dat kenmerken als ‘leeggewicht’ en ‘brandstofgebruik’ belangrijke voorspellende waarden hadden voor de exploitatiekosten; de kosten per gevlogen uur. Daarnaast was gebleken dat de exploitatiekosten daarbij ook nog eens twee derde van de life cycle kosten bepaalden. Op basis daarvan was de Mirage als favoriet naar voren gekomen, ook wel logisch omdat deze een laag gewicht heeft en weinig brandstofverbruik kent. De Hercules was als duur uit deze berekening gekomen met name omdat deze veel zwaarder is.

Bij doorrekening achteraf bleek echter het omgekeerde. De Hercules was goedkoper in gebruik en de Mirage duurder. Uiteindelijk bleek dit te herleiden naar een niet optimale supply chain voor onderdelen van de Hercules waarbij uiteindelijk oudere toestellen, de zogenoemde Hangar Queens, werden gekannibaliseerd. In de administratieve systemen kwamen deze materieelkosten vervolgens niet voor waardoor de exploitatiekosten veel lager uitvallen. Bij de Mirage deed zich een ander effect voor. Hier was geen raamovereenkomst voor onderdelen en onderhoud gemaakt zoals te doen gebruikelijk met Amerikaanse leveranciers. Uiteindelijk was men overgeleverd aan prijsstijgingen zonder daar enige invloed op uit te kunnen oefenen. Dit leidde tot veel hogere exploitatiekosten dan verwacht.

Deze boodschap was niet altijd makkelijk voor de teams die bij de aankoop betrokken zijn geweest, maar geeft goede lessen voor de toekomst. In Griekenland is men nu benieuwd naar de ervaring in Nederland met de exploitatiekosten van de F16 en F34.

De gaafste NATO-afdeling
De laatste spreker deze middag was Jacek Pachoki, werkzaam bij de NATO Communication and Information Agency, de NCIA. De leukste afdeling van NATO volgens Jacek.

Om de digitale agenda van de NATO te ondersteunen, richt de NCIA zich op alles wat met ICT te maken heeft of zoals het in formele NATO-taal heet: de C4ISR ofwel Command, Control, Communications, Computers, Intelligence, Surveillance and Reconnaissance, inclusief de Cyber en Missile Defence. Daarbij werden een aantal projecten door Jacek getoond zoals de AIRC2IS ten behoeve van onder meer luchtafweer, de CBRN ten behoeve van chemische, biologische, chemische, radiologische en nucleaire defensie. De NCOP levert alle gegevens van een slagveld en de ISMRCO levert ook in vredestijd hulp aan onderzeeboten. De gemene deler van al deze projecten is dat het software intensieve projecten zijn, ofwel SIP’s in NATO termen.

De vraag is hoe die projecten gemeten kunnen worden om er vervolgens de kosten van te bepalen. Om dat uit te leggen maakt Jacek onderscheid tussen functionele eisen en niet-functionele eisen. Een functionele eis is bijvoorbeeld dat met de radar een bepaald object opgespoord moet kunnen worden. Een niet-functionele eis zegt meer over hoe snel of betrouwbaar dat moet worden gedaan of welke beschikbaarheid de radar moet hebben.

Om de kosten van een nieuw project te bepalen, wordt de functiepuntenanalyse toegepast, waarin alle functionele eisen worden opgenomen. Daarmee pel je met allerlei vragen de functionele eisen af, zoals welke input heb je nodig en waar haal je die vandaan, welke algoritmes of andere bewerkingen worden op die input gedaan en welke soort van output is waar nodig; is het een geluid of is het misschien informatie op een beeldscherm of moeten ergens lampen gaan knipperen. Bij elke beweging van data horen functiepunten en die kunnen bij elkaar worden opgeteld. Dit geeft een beeld van hoe de software er uit zal zien. Verder is de functiepuntenanalyse systeemonafhankelijk, d.w.z. dat het niet uitmaakt op welk systeem de software gaat draaien.

Die uitkomst van die analyse is input voor een tool waarmee de kostenberekeningen worden gemaakt. Die tool bevat een knowledge base met historie van eigen projecten en bijhorende parameters. Vervolgens worden Monte Carlo-berekeningen uitgevoerd met een kostenraming als resultaat. De raming kan worden gebruikt om een budget voor een nieuw project te bepalen of om sterker te staan in contractonderhandelingen.

Klik op bovenstaande afbeelding om de DACE Webinar terug te kijken

Presentatie Marcel Smit
Presentatie Jacek Pachoki
Presentatie Michail Bozoudis

2019

Contactbijeenkomst 21 november 2019​

DACEcontactbijeenkomstnovember201915

De laatste contactbijeenkomst van 2019 werd verzorgd door de SIG CEPI, Cost Engineering Process Industry. Deze middag werd ingegaan op de impact van scope changes. De bij velen onbekende invloed van langere werktijden op productiviteit of extra bemensing om scope changes op te vangen, werden inzichtelijk gemaakt. Ook werd getoond welke methoden bestaan om goed om te gaan met deze inefficiënties. De sprekers hielden de aanwezigen een spiegel voor en lieten zien dat in Nederland en ook in West-Europa nog veel te leren valt van methoden en technieken die in de Angelsaksische landen zijn ontwikkeld.

DACEcontactbijeenkomstnovember201917

CEPI-voorzitter Andy van Dijck opende de middag en gaf aan dat DACE-voorzitter Robert de Vries en NAP/DACE-directeur Jan-Willem Sanders op dit moment in Italië zijn bij de ICEC-conventie, om te bepleiten dat het ICEC World Congress in 2022 in Nederland wordt gehouden.

Productiviteitsverlies
De eerste spreker deze middag was André van Berkel van SPIE Nederland en hij gaf meteen aan dat zijn bijdrage het perspectief van de contractor heeft. Iedereen was dus voorbereid. Hij opende met de bevinding dat na analyse van vele projecten bleek dat als de omzet van een project stijgt door meerwerk, de marges zullen dalen. Was bij de projectstart de berekende marge nog redelijk goed; met de toevoeging van vele changes blijkt die marge sterk te dalen. Iets gaat er dus niet goed bij het traditioneel doorrekenen van meerwerk, ook al worden daarin de algemene kosten meegenomen. De oorzaken daarvan wilde André deze middag doornemen en ook methodes om die dan tijdig te signaleren en te kwantificeren.

De probleemstelling komt in het kort hierop neer dat 2 van de 3 constructieprojecten met changes te maken hebben, ook omdat veel projecten in de markt worden gezet als de scope nog niet definitief is. Daarnaast worden in vaste-prijs-contracten de risico’s vaak eenzijdig bij de contractor neergelegd. De bevinding is dat changes het oorspronkelijk goed opgezette projectplan verstoren en daarmee zorgen voor productieverlies. De discussie bij meerwerk zou daarom ook moeten gaan over dat productieverlies. Doel is dus het signaleren van de met de change optredende inefficiëntie en het kwantificeren daarvan om de EAC, estimation at completion, te optimaliseren.

DACEcontactbijeenkomstnovember201939

Vervolgens liet André een plaatje zien wat een change kan doen in goed georganiseerd project, met alle vertakkingen en verbanden die worden aangetast. Als een steen die in een vijver wordt gegooid. Een verstoorde work sequencing, aangepaste equipmentlijsten, rework, extra reistijden, overwerk, nieuwe niet ingewerkte mensen op het project tot en met motivatieproblemen.

Als een project eenmaal niet loopt zoals verwacht dan zijn er verschillende reacties mogelijk. Een reactie die André afraadde is bijvoorbeeld om te zeggen dat het project maar afgemaakt moet worden, in de verwachting dat de klant uiteindelijk wel zal betalen. Niet meer van deze tijd, gaf André aan. Proactief optreden is geboden. Een andere reactie is om 50 uur per week te gaan werken of de manpower op het project te verhogen. Dit is desastreus voor de productiviteit, zoals André later met wetenschappelijk onderzoek liet zien. Ook is een houding te zien om ten koste van alles de liquidated damages te vermijden. Maar achteraf is vaak te zien dat de kosten om die te vermijden hoger zijn dan de liquidated damages zelf.

Signaleren
Proactief opereren is noodzakelijk en dat betekent op tijd signaleren. André liet een grafiek zien met S-curves waarbij op 15% in de projectplanning de actual costs lager zijn dan de planned cost en tweemaal hoger dan de earned value. Signaal dat het project al enige tijd op rampkoers ligt en niet meer op het spoor te krijgen is.

Vervolgens werden de bevindingen van de onderzoekers Leonard en lbbs uit 1995 en 2005 getoond, die lieten zien welk effect changes hebben op de productiviteit in een project. Daaruit viel op te maken dat 20% meerwerk leidt tot een productiviteit met een factor 0.7. Dus daar waar 100 uur berekend worden, blijken achteraf 130 uur in werkelijkheid benodigd te zijn geweest. Een andere bevinding van professor Horner liet zien dat werkweken van 50 uur leiden tot een efficiëntieverlies van 10%; bij 60 uur zelfs tot 25%.

Vervolgens nam André een aantal methodieken door om vertraging- en verstoringschade te berekenen. Een zeer wiskundige benadering wordt gevolgd in de measured mile methodiek, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat in het begin nog inleer-effecten optreden en bij 40-60% het project volgens planning moet lopen.

De MCAA is een methode die veel meer met inschattingen werkt. Bij een meerwerk wordt geschat welke invloed die heeft 16 verschillende factoren. De calculatie van het meerwerk kan bijgesteld worden met die inschatting. In het voorbeeld dat André liet zien betrof dit meer dan 800 uren bovenop de gecalculeerde 1500 uren meerwerk.

In de discussie op basis van een aantal stellingen werd duidelijk dat bewustwording, het kennen van de productiviteitscurves en de samenwerking tussen contractor en opdrachtgever van belang zijn om een stap verder te zetten.  

Wat is een change?DACEcontactbijeenkomstnovember201962
De tweede spreker deze middag was Elmer Sachtleben van Cost Engineering Consultancy, CEC. Hij begon met te stellen dat change management een onderdeel is van degelijk cost control, net als risicoanalyse en forecasting. Als onder cost control het controleren van uitgaven wordt begrepen, dan is dat alleen maar accounting. In Nederland wordt cost control nog niet op de degelijke manier uitgevoerd, net als in de rest van Europa. Met goed cost control worden (negatieve) trends vroegtijdig in het project zichtbaar en zijn ze nog te managen.

Elmer wilde deze middag uitleggen wat changes zijn en vanuit die kennis nagaan hoe change management het beste kan worden uitgevoerd.

Changes kunnen door interne processen bij de contractor worden veroorzaakt zoals veroorzaakt door fouten in ontwerp of bij inkoop, door verkeerde planning of door changes in het design die niet van de klant komen. Changes kunnen ook van externe processen komen, bijvoorbeeld een vraag om een scope change van de klant, een vertraging in de planning door de klant of fouten in de aangeleverde informatie door de klant. In de vorige presentatie was ook al ingegaan op de negatieve impact van changes en Elmer onderschreef die. Bijvoorbeeld productiviteitsverlies, momentumverlies, planningsonderbreking en verlies van aandacht voor kritische processen.

Er bestaat een verschil in benadering van een change door de opdrachtgever en de contractor. Eigenlijk is dit een conflict of interest: wanneer is change ook een verandering in scope, welke contingencies worden aangesproken, wie draagt een risico? Elmer ging deze items langs en gaf aan dat een formeel change managementproces nodig om hier een uitweg te vinden. Hiertoe toonde Elmer als goed voorbeeld het AACE-change managementproces.

Impact- en trendanalyse
Wezenlijke eerste stappen hierin zijn het identificeren van varianties, afwijkingen en scope changes en het uitvoeren van een impact- en trendanalyse. Daarna volgen stappen zoals het genereren van opties, een keuze voor een maatregel maken, het implementeren daarvan en ten slotte de lessons learned bepalen. Op de eerste twee stappen ging Elmer wat dieper in met een voorbeeld om goed trends te kunnen herkennen uit een variantieanalyse.

Leidende regel bij een change is dat deze stroomafwaarts in het project risico’s kan veroorzaken. Identificeer die risico’s en neem ze mee in de berekening van de change. Tenslotte betekent het accepteren van een change het accepteren van de bijhorende risico’s. Ook presenteerde Elmer nog de Field Change Order methodiek. Dit is een change managementproduct dat veel bureaucratie, heen en weer gemail, wachten op de volgende stap en andere inefficiëntie weg kan halen bij het doorvoeren van changes. Met name zaken die direct actie behoeven omdat iemand in het veld bezig is, lopen geen vertraging op. Dit kan door de beslissing over changes van bijvoorbeeld € 5.000 laag in de projectorganisatie neer te leggen, met ondersteuning van een app op de mobiele telefoon. Achteraf kan een assessment van de besluiten worden gedaan.

De stelling dat change cost control in Nederland en Europa nog niet volwassen is, leidde tot een geanimeerde discussie. Met een aansprekend voorbeeld werd duidelijk dat ondanks de betere cost engineeringmethodieken in Angelsaksische landen, ook in Amerika nog steeds enorme problemen met projectmarges zijn waar te nemen. Planningsmethodieken werden besproken. Bijvoorbeeld dat een vrouw er 9 maanden over doet om een kind te baren. Dit is niet te mitigeren door 9 vrouwen 1 maand zwanger te laten zijn. Elmer gaf aan dat Nederland nog wel een weg te gaan heeft met betere trending- en analysemethoden. In goede tijden hebben we er blijkbaar geen tijd voor; in slechte tijden geen geld.

Als antwoord op de stelling van onvolwassenheid concludeerde Andy tenslotte dat we met betrekking tot het plannen, begroten, schedulen én uitvoeren van scope changes op projecten waarschijnlijk nog in de puberfase zitten: we zijn van goede wil, we doen ons best, maar het gaat nog lang niet altijd goed.

DACEcontactbijeenkomstnovember201947 DACEcontactbijeenkomstnovember201974 DACEcontactbijeenkomstnovember201937 DACEcontactbijeenkomstnovember201980

Presentatie Elmer Sachteleben Cost Engineering Consultancy
Presentatie André van Berkel SPIE Nederland


Contactbijeenkomst 26 september 2019​

Recente ontwikkelingen in de machinebouw en maakindustrie

DACESoesterDuinenseptember2019012

 

De derde contactbijeenkomst van 2019 werd verzorgd door het SIG Cost engineering in de machinebouw en maakindustrie (CEMM). Tijdens deze middag werd als eerste de roadmap van activiteiten van deze SIG getoond en daarbij werd verteld aan welke nieuwe inzichten en toepassingen wordt gewerkt. Vervolgens werd specifiek ingegaan op duurzaamheid en hoe dat onderwerp een steeds prominentere plaats inneemt in het werk van de cost en value engineer. Ook werd licht geworpen op het woud aan cost engineering software tools en wat hier in de nabije toekomst kan worden verwacht. Tenslotte werd een value engineering praktijkcase doorgenomen en hoe daarbij tot bijna 50% kostenbesparing is gekomen.

DACE-voorzitter Robert de Vries opende de middag en riep geïnteresseerden op om zich aan te melden als redactielid van het blad ViewonValue. Ook ging hij in op het samenstellen van het nieuwe DACE-prijzenboekje. Dit is altijd weer een uitdaging, zeker wat betreft de data voor het onderwerp Instrumentatie. Hij riep de leden op om hieraan een bijdrage te leveren en zich te melden bij het DACE-bureau. Ter geruststelling, de informatie wordt geanonimiseerd en wordt vervolgens in via middeling opgenomen en gepresenteerd.

DACESoesterDuinenseptember2019026

 

Patrick Strating van NTS, voorzitter van de SIG CEMM, leidde de sprekers in door kort op het speelveld en de activiteiten van de SIG in te gaan, aan de hand van een roadmap. Daarbij benadrukte hij dat de vergaderingen altijd worden gehouden op een bedrijfslocatie van een van de leden, en zo wordt gecombineerd met een bedrijfsrondleiding. Op die manier krijgen de leden inzicht hoe de cost engineering organisatie bij dat bedrijf is ingericht; iets wat de ander weer verder kan helpen.

Duurzaamheid
De eerste sprekers deze middag waren Theo de Graaff van Fokker en zijn dochter Sabine de Graaff, student Sustainability in Leiden. De hoofdvraag van de presentatie was of de Value Engineering techniek is in te zetten om de luchtvaart duurzaam te maken. Theo begon met een aantal interessante inzichten; bijvoorbeeld dat slechts 18% van de wereldbevolking ooit gevlogen heeft. En dat ooit alle transport alleen gebruik maakte van spierkracht. Later zijn kolen en stoom ingezet, met een grote uitstoot van broeikasgassen en met een rendement van slechts 5%. In het kader van duurzaamheid zijn er nu ontwikkelingen met boten van 100 m lengte die volledig op windkracht over de oceaan gaan en volledig elektrische auto’s als de Tesla. Ter vergelijking liet Theo zien wat het energieverbruik per kilometer van de verschillende transportvormen is. Daarbij viel op dat de fiets net iets efficiënter is dan lopen en dat vliegen efficiënter is dan vrachtwagengebruik.
DACESoesterDuinenseptember2019035DACESoesterDuinenseptember2019044

Theo gaf aan dat vliegverkeer met zijn totaal 30.000 verkeersvliegtuigen 2% bijdraagt aan de wereldwijde broeikasgasemissie. Met een verwachte verdrievoudiging van het vliegverkeer in de komende 30 jaar zou deze bijdrage 6% zijn, tenzij de andere sectoren enorm reduceren in hun bijdrage. Op de vraag wat duurzame luchtvaart is, liet Sabine in een filmpje door journalist Mathijs Bouman uitleggen dat in principe ‘duurzaam vliegen = niet vliegen’. Als er dan toch gevlogen moet worden en dat moet gepaard gaan met een enigszins gerust geweten, dan is het advies om een rechtstreekse vlucht te nemen, zonder tussenstops, en om gebruik te maken van een charter, niet van een lijnvlucht. Moet de zon opgezocht worden, vlieg dan naar Spanje en niet naar Thailand. En als er dan toch naar Thailand gevlogen moet worden, compenseer dat door bomen te planten of desnoods minder vlees te eten voor een hele tijd.

Sabine liet zien dat een bedrijf de impact van zijn producten op het welzijn van de mensheid en de planeet het beste kan laten zien door de kosten van de impact de internaliseren. Voorbeelden van succesvolle producten zijn de Fairphone waarbij ieder element afzonderlijk vervangen kan worden en i-did fashion waarbij mensen met afstand tot de arbeidsmarkt werken en waarbij gebruik wordt gemaakt van recyclede stoffen. 

Leo nam het vervolgens weer over met de centrale formule in value engineering: WAARDE = FUNCTIONALITEIT/ KOSTEN. Wanneer duurzaamheid hierin wordt opgenomen, moeten ook de kosten zoals emissieheffingen, luchtvervuiling, klimaatschade, geluidbelasting en mijnbouwgevolgen worden opgenomen aan de kostenkant. Wat betreft functionaliteit is het efficiënter maken van het vliegtuig niet direct de grootste kanshebber. Nieuwe typen vliegtuigen zijn wel altijd gemiddeld 20% efficiënter dan een vorige generatie maar een generatie gaat tientallen jaren mee. Veel meer kansen zijn er op het gebied van systeemaanpak.

Daarbij kan gedacht worden aan het weghalen van het vrachtruim waarbij vracht veel meer over bijvoorbeeld spoor gaat, waardoor 8 in plaats van 6 personen op een rij kunnen zitten. Ook het volledig vrij delen van het luchtruim, zou tot een broeikasgasreductie van 10% kunnen leiden. Een andere interessante ontwikkeling is dat anders dan in de jaren zeventig, toen mensen een tot viermaal hogere prijs wilden betalen om in de supersonische Concorde te kunnen vliegen, veel mensen nu bereid zijn meer te betalen voor langzamer vliegen, omdat daardoor minder uitstoot is.

Software tools
Tweede spreker deze middag was Huub Ehlhardt van Vanderlande. Hij liet zien dat vergeleken met het gebruik van rekenliniaal, typemachine en tekentafel een paar decennia geleden, de introductie van computers en software voor velerlei vakgebieden een enorme boost in productiviteit heeft betekent. Tekstverwerking is daarbij sterk geprofessionaliseerd, evenals tekentoepassingen zoals CAD. Cost engineering software heeft dat stadium nog niet bereikt, met zijn veelheid aan oplossingen en gebrek aan standaarden.DACESoesterDuinenseptember2019064

Huub maakte onderscheid tussen twee typen cost engineering tools. Als eerste de geautomatiseerde tools, waarbij vanuit het opgestelde CAD-model van een product de kosten worden berekend. Voordeel is dat dit snel kan worden gedaan als het CAD-model eenmaal is opgesteld. Zo kunnen varianten van een product eenvoudig en snel worden vergeleken qua kosten. Nadeel is dat het onderliggende algoritme een blackbox is, waardoor deze niet goed inzetbaar is bij onderhandelingen over onderdelen. Bij dit type tools behoren pakketten als aPriori en SolidWorks costing. Het andere type software tools is gebaseerd op activity based costing. Dit is zeer arbeidsintensief omdat alle kostenposten, data en parameters ingevuld moet worden door de cost engineer. Wel kan eenvoudig worden getoond hoe de kostenopbouw is van een product, wat van voordeel kan zijn in de onderhandeling met toeleveranciers. Supply chain alternatieven kunnen ook eenvoudig worden doorgelicht. Bij dit type tools behoren pakketten als Teamcenter en Facton. Deze worden doorgaans geleverd met een database met bijvoorbeeld arbeids- en machinetarieven, die regelmatig wordt geüpdatet, in de vorm van een abonnement.

Vervolgens toonde Huub een grafiek met daarin het inzicht dat 70 tot 80% van de kosten wordt vastgelegd in het begin bij het productontwerp, terwijl in de productiefase de inkoopkosten 60% van de totale opbrengst bepalen. Veel aandacht gaat altijd naar die laatste fase om daarin de inkoop en de supply chain te verbeteren, terwijl het ontwerp al zoveel heeft bepaald. Betere integratie tussen die twee processen is daarom nodig. De software voor deze twee processen zijn ook redelijk gescheiden werelden, met hun eigen focus en aanpak. Typische software voor productontwikkeling zijn daarbij CAD-systemen; voor productie en uitvoering zijn dat ERP-systemen. Op dit brede spectrum tussen CAD en ERP kan Huub de huidige cost engineer software positioneren. De cost engineering software zou deze twee processen van ontwikkeling en productie beter moeten laten aansluiten. Deze integratie zal naar verwachting de evolutie van de cost engineering software ook bepalen, met steeds slimmere samenwerking. Dit betekent ook dat de professionele ERP- en CAD-softwarebouwers gaan samenwerken met consultancy firma’s als PWC om de toepassingen helder te maken. Daarmee zal ook computer aided cost engineering, CACE, een volgende stap in volwassenheid zetten.

Traplift
De laatste sprekers waren Leo van Geffen van Intueri en Wim van Engelen. Leo heeft jarenlang mede het curriculum Value Engineering aan de Hogeschool Utrecht verzorgd als docent en introduceerde vanmiddag nog de kort de begrippen system engineering, value engineering en concurrent engineering. Centraal voor Leo staat dat aanpak over de as van functionaliteit meer oplevert dan aanpak van de stuklijst. Wim heeft destijds gestudeerd bij Leo en vertelde deze middag over een praktijkcase value engineering die hij heeft uitgevoerd bij ThyssenKrupp. Dit betrof een traplift zoals gebruikt door mensen die slecht ter been zijn en moeilijk trap kunnen lopen. Value engineering is toegepast op een enkel onderdeel van de traplift, namelijk de voetenplank. Wim doorliep deze middag het hele zes stappenplan, te beginnen met de opdrachtfase. De opdrachtgever vond de voetenplank te complex, te duur en te robuust. Wat betreft dat robuust zijn; de plank kon een gewicht dragen van maar liefst 270 kg. De ambitie werd vastgelegd om de kosten met 50% te reduceren.

In de informatiefase werd vervolgens de stuklijst en de lijst met assemblagehandelingen geanalyseerd. Daaruit bleek onder meer dat de kostprijs circa € 75 per plank is. In de visualisatiefase werd vastgesteld welke functie ieder onderdeel uit de stuklijst heeft. In de analysefase werden de kosten per functie vastgesteld. Dit werd gedaan door van ieder onderdeel uit de stuklijst na te gaan hoeveel die tot de functie bijdraagt. Hieruit bleek bijvoorbeeld dat 40% van de kosten gaat zitten in de functie ‘opnemen van het gewicht van de gebruiker’.

Dan volgde de meest interessante, creatieve fase met de zogenoemde methode van Systematic Inventive Thinking, met zeven gidswoorden zoals verwijderen, vervangen, verbinden en kopiëren. Cup-a-Soup heeft bijvoorbeeld door het verwijderen van water uit de soep de logistieke kosten enorm kunnen verminderen. En Apple heeft handzamere computers kunnen bouwen door het fysieke toetsenbord te vervangen door een touchscreen. Eenzelfde benadering met de voetenplank heeft geleid tot het toepassen van kunststof in plaats van metaal, vermindering van schakelaars en verwijdering van bewegende bekabeling. Hiervan is uiteindelijk een engineering schets opgesteld. Daarmee is in de evaluatiefase vastgesteld dat bijna 50% reductie in kostprijs is bereikt.

ThyssenKrupp heeft vervolgens een prototype gebouwd en uiteindelijk is akkoord verkregen. Daarmee kon een succesvol value engineering traject worden afgesloten.

Presentatie Huub Ehlhardt (Vanderlande).

 


Contactbijeenkomst 6 juni 2019

Best Value en Vested: nieuwe procurement trends

De tweede contactbijeenkomst van 2019 werd verzorgd door het SIG High Complexity Buildings en was een gezamenlijke bijeenkomst van DACE en NVBK, de Nederlandse Vereniging van Bouwkostendeskundigen. De plenaire bijeenkomst stond in het teken van de recente ontwikkelingen op het gebied van inkoopmanagement, waarbij twee nieuwe methodieken tegen het licht werden gehouden: Best Value Procurement en Vested Outsourcing. Ook de recente ervaring hiermee in Nederland kwam aan de orde en werd besproken aan de hand van twee praktijkvoorbeelden.

DACESoesterDuinenjuni2019014 DACESoesterDuinenjuni2019017 (1)

DACE-voorzitter Robert de Vries en NVBK-voorzitter Frank Michielen openden de middag en op de vraag wie van de aanwezigen zowel lid van DACE als van NVBK was, stak maar één persoon zijn vinger op. De verwachting was dat dit er meer zouden zijn. Verschil is dat DACE een stichting is en zich meer richt op de industrie en NVBK een vereniging is en zich richt op de bouw, er is echter veel samenwerking en overlap in activiteiten. Dat laatste zit met name in SIG’s als High Complexity Buildings en Grond Weg en Waterbouw.

Frank leidde het thema van deze middag in over de nieuwe ontwikkelingen in het inkooplandschap. Hij sprak uit eigen ervaring over Best Value Procurement en noemde die intensief en tijdrovend maar ook interessant en leerzaam.

DACESoesterDuinenjuni2019045De spreker deze middag was Wiebe Witteveen van Beste Value Group. Hij begon met aan te geven dat wezenlijk kenmerk van zowel Best Value Procurement als van Vested is dat ze uitgaan van win-win voor de betrokken partijen. Als contrast liet Wiebe een foto van de D-day herdenking vandaag in Normandië zien waarop mensen als president Trump, koningin Elizabeth en president Macron waren te zien. D-day zelf is een ultiem voorbeeld van win-win tussen de geallieerde landen die alleen waarschijnlijk niet in staat waren om Duitsland te verslaan. Maar tegenwoordig lijkt win-lose met America first en Brexit een overheersende trend in bepaalde landen. Daarop voortbordurend was Wiebe’s waarneming is dat win-win concepten succesvol zijn in bepaalde landen zoals Scandinavië, Nederland en Canada.

Om de juiste context te geven voor nieuwe inkoopmethodieken, met hun gerichtheid op de deskundigheid van de leverancier, op win-win denken en op het sturen op waarde in plaats van op prijs, opende hij met een foto. Daarop was een lantaarnpaal te zien die was geplaatst midden op de toegang tot een parkeerhaven. Op de vraag hoe dit zo kon gebeuren kwamen vele suggesties, maar wezenlijk is vaak dat de opdrachtgever de werkzaamheden voorschrijft via een bestek en dat een aanbesteding op prijs heeft plaatsgevonden. Wiebe liet ook zien dat zo’n aanbesteding op prijs iedere leverancier, of die nu heel goed is of minder goed, drijft naar het leveren van een minimumniveau om de tender maar te kunnen winnen. De tendens hierbij is dat de opdrachtgever probeert de scope helemaal dicht te metselen en van alles voor te schrijven met hulp van externe ingenieursbureaus. Daarmee houdt de opdrachtgever vaak de meeste risico’s. Door het voorschrijven heeft de aannemer niet de kans om zijn expertise in te brengen en wekt dit gedrag op om alleen uit te voeren wat in het bestek staat om maar binnen de prijs te blijven. Eigen verantwoordelijkheid en risicobewustzijn wordt hiermee niet ontwikkeld bij de aannemer.

Best Value
Uit een dergelijke situatie is ook Best Value Procurement ontstaan. Dean Kashiwagi van de Arizona State University was geboren uit Japanse ouders met traditionele gezinswaarden, met sterke hiërarchie tussen ouder en kind. Bij de opvoeding van zijn eerste eigen kinderen paste hij deze sterk sturende en voorschrijvende methode ook toe, hetgeen tot veel stress leidde van zijn kant. Hij realiseerde zich dat dit anders moest bij de nakomende kinderen en hij deed dat heel drastisch: er is één regel namelijk “er zijn geen regels”. Als er problemen zijn of ze hebben geld nodig, dan komen de kinderen vanzelf.

De Best Value methode heeft dit inzicht als basis genomen voor de relatie tussen opdrachtgever en ingehuurde expert. Kenmerkend voor die methode is allereerst dat de expert beter weet welke activiteiten gedaan moeten worden, dus schrijf dat als opdrachtgever niet op in een bestek of iets dergelijks. Ten tweede is karakteristiek dat de opdrachtgever zijn best doet om op te schrijven wat uiteindelijk nodig is. Derde uitgangspunt is dat de expert handelt in het belang van de opdrachtgever, hoe lastig dit voor sommigen ook voor te stellen is. Ten vierde is van belang dat de expert zijn uitvoering optimaliseert en kostenefficiënt bezig is door overbodige toeters en bellen weg te laten. De expert kan ook in de toekomst kijken en maakt daarom een plan, gebruikmakend van zijn kennis en zijn ‘metrics’, die voor transparantie moeten zorgen. Ten slotte heeft de expert een focus om zijn beste mensen in te zetten voor het project en de geleerde lessen uit het verleden actief te gebruiken.

Al met al zorgt Best Value Procurement aldus voor het benutten van expertkennis, creëert een win-win situatie en zorgt voor transparantie. De opdrachtgever kan minder resources inzetten, bijvoorbeeld omdat minder management voor controle van uitvoering van bestekken benodigd is en omdat bestekken niet meer gemaakt hoeven te worden. De opdrachtgever kan ook een hogere performance verwachten tegen lagere kosten. De opdrachtnemer heeft nu vrijheid om te sturen op projectservices en kan zijn winst verhogen door efficiencyverbeteringen.

Op een vraag uit het publiek dat dit lastig is voor een opdrachtgever met veel eigen kennis over techniek en uitvoering, beaamde Wiebe dat dat een uitdaging is. Vaak is een organisatiewijziging nodig, zoals hij in de praktijk heeft gezien.

Stappenplan
Hierna nam Wiebe het stappenplan door hoe een contract wordt opgesteld via de Best Value methodiek. Daarbij komt eerst de voorbereidingsfase waar de opdrachtgever het eerste contractdeel schrijft door na te denken over de verwachte prestatie en zo de projectdoelstellingen vast te leggen. Hierna komt de beoordelingsfase waar de potentiele aannemers hun bijdrage moeten leveren. De eindbeoordeling is voor 25% gebaseerd op prijs en voor 75% op een zes pagina’s tellend document met de prestatieonderbouwing, het risicodossier en het kansendossier. De zes pagina’s dwingen de aannemer om werkelijk toegevoegde waarde voor het project te melden en allerlei marketingverhalen achterwege te laten. Deze tweede fase wordt afgesloten met interviews met sleutelpersoneel die op de opdracht wordt ingezet.

Dan wordt door de opdrachtgever de keuze gemaakt voor de aannemer waarmee de volgende concretiseringsfase wordt ingegaan. In deze fase onthult de aannemer zijn plan en wat wel en niet in de scope zit. Op basis daarvan wordt ten behoeve van het contract een gedetailleerde planning en een plan van aanpak uitgewerkt. Ook de scopebeschrijving wordt overeengekomen, inclusief wat wel en niet in de scope zit, en het risicodossier wordt compleet gemaakt. Deze fase kost al met al veel tijd maar brengt zijn vruchten op omdat beter begrip is ontstaan en omdat de juiste expertise op de juiste plek is ingezet.

Daarna gaat het project de uitvoeringsfase in. Als er grote wijzigingen zijn in het project of als sprake is van de nodige innovatie dan levert de Best Value methode niet echt een verbetering ten opzichte van klassieke inkooptrajecten. Hier valt vooral het verschil op met de andere methodiek die deze middag werd behandeld, de Vested Outsourcing.

Vested Outsourcing
Vested is ontwikkeld aan de University of Tennessee en is niet zozeer gericht op de prestatie zoals bij Best Value maar op de relatie. Vested neemt als uitgangspunt dat de wereld gaat veranderen en is ontstaan uit onvrede met traditionele contracten, waarin niet goed wordt omgegaan met zaken als innovaties en veranderingen in markten en behoeften. Wiebe wees hierbij op de zogenoemde watermeloen scorecard: alle project KPI’s staan op groen en toch wordt er gemopperd.

Vervolgens werden de vijf hoofdregels van Vested afgepeld. Allereerst heeft Vested een focus op de uitkomsten, niet op transacties. Nog steeds is het zo dat veel organisaties transacties van een opdrachtnemer kopen, bijvoorbeeld schoongemaakte kamers, gewerkte uren of het aantal afgehandelde gesprekken in een callcenter. Vaak is helemaal niet duidelijk of zo’n transactie nodig is. Sterker nog, vaak betekent dat ook dat hoe inefficiënter het gehele proces verloopt, hoe meer geld de opdrachtnemer kan verdienen. De opdrachtgever krijgt vooral wat contractueel is vastgelegd, maar mogelijk niet de beste oplossing. Vested stelt dat het bij een relatie met een leverancier niet gaat over het kopen van transacties, maar om het kopen van een uitkomst ofwel tevreden gebruikers. Best Value heeft die benadering ook, alleen Vested gaat nog verder en spreekt over zogenoemde ‘desired outcome’; dat gaat over de organisatiegrenzen van de opdrachtnemer heen en is een gezamenlijk resultaat van opdrachtnemer én opdrachtgever.

Ten tweede heeft Vested een focus op het wat en niet op het hoe, overigens net als bij Best Value zoals Wiebe eerder vertelde. Verschil is wel dat binnen de Vested methode de opdrachtgever is geïnteresseerd in de oplossing die de leverancier voorstelt. Het Best Value gunningsproces is meer gericht op metrics; de oplossing is secundair.

De derde regel betreft de focus op duidelijke en meetbare uitkomsten. Ook dit heeft Vested gemeen met Best Value. Verschil is wel, zoals eerder is aangegeven, dat bij Vested sprake is van zogenoemde ‘desired outcomes’ die gezamenlijk tussen opdrachtgever en opdrachtnemer worden bepaald en afgesproken, gestoeld op een gezamenlijke visie. Bij Best Value is het de opdrachtgever die projectdoelstellingen en daarmee de gewenste uitkomsten vaststelt en de opdrachtnemer bepaalt de metrics.

De vierde regel is dat gewerkt wordt met een prijsmodel met incentives. Dit is anders dan bij Best Value waar gewerkt wordt met een vaste prijs. Wel stellen beide methoden niet de prijs maar de kwaliteit centraal. Een typisch prijsmodel in Vested maakt onderscheid tussen de basisdienstverlening (bijvoorbeeld voor vast onderhoud) en zaken die te maken hebben met betere governance, innovatie en transformatie. Met de basisdienstverlening wordt door de opdrachtnemer conform een vaste basismarge wel geld verdiend, maar het idee achter Vested is dat de opdrachtnemer past echt kan verdienen als de gezamenlijk afgesproken ‘desired outcomes’ worden gerealiseerd door betere governance, innovatie of transformatie. Ook anders dan bij Best Value richt Vested zich op gedeelde risico’s tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.

Laatste belangrijke regel is dat een governance-structuur gericht op inzicht, niet op toezicht. Belangrijk is dat de opdrachtgever leert los te laten en niet probeert de opdrachtnemer te managen.

Tenslotte
Zoals Wiebe al eerder toelichtte, deze twee methodieken hebben veel overeenkomsten, er zijn echter ook een aantal verschillen en daarom moet de te kiezen methodiek met beleid worden gekozen. Ze verschillen van elkaar qua focus, toepassing en methodologie. Vested kan beter omgaan met veranderingen zoals innovaties en lijkt daarom beter geschikt voor raamcontracten van lange duur. Vested vereist doorgaans een nog verdergaande mentaliteitsverandering dan Best Value. Een organisatie moet hier rijp voor zijn. In een praktijkvoorbeeld liet Wiebe zien dat toch eerst voor Best Value wordt gekozen met enkele elementen uit Vested. Keuze van het juiste instrument op het juiste moment is daarom van belang.

In Nederland zijn recentelijk een aantal van dit type contracten gesloten. Wiebe noemde de ‘main contracts’ voor onderhoud en upgrading van assets op Schiphol, met een duur van 9 jaar en een gezamenlijk waarde van € 2,5 miljard. Een ander voorbeeld is het Stedin contract om applicaties naar de cloud te brengen, met een contractduur van 15 jaar en een waarde van € 100 miljoen.

Tenslotte gaf Wiebe aan dat deze nieuwe methoden geen wondermiddelen zijn; maar ze pakken wel zaken op die in een snel veranderende wereld steeds belangrijker worden.

Presentatie Wiebe Witteveen + link naar het artikel uit de presentatie.


Contactbijeenkomst 14 maart 2019

De eerste contactbijeenkomst van 2019 stond in het teken van de oprichting van de SIG Contract Management. In het brede palet van SIG’s van DACE ontbrak nog deze belangrijke discipline. Vanmiddag werd de oprichting van deze tiende SIG opgeluisterd met de inbreng van drie sprekers met een brede ervaring in dit vakgebied. Na afloop konden degenen die belangstelling hebben om lid te worden zich melden bij Esther Faber van het DACE secretariaat. 

DACE-voorzitter Robert de Vries opende de middag. Hij wees ondermeer op het uitkomen van het jaarverslag dat nog eens duidelijk maakte dat DACE zowel een netwerkorganisatie is als een kenniscentrum. Dat laatste wordt onderstreept door de vele cursussen die worden aangeboden. Daarbij geldt ook dat als binnen de community de behoefte wordt gevoeld, nieuwe cursussen worden ontwikkeld; dit gold bijvoorbeeld voor de cursus leadership in cost engineering.

Als deskundige op het vakgebied van contract management in de procesindustrie verzorgde Robert ook de eerste presentatie deze middag. Daarbij liet hij zien hoe soms helemaal niet logisch wordt omgegaan met risico’s in contracten.

Om dit te illustreren begon hij bij het ontstaan van de risico’s, namelijk een klant die een business case heeft voor een nieuw product. Als die business case positief is zal de klant vervolgens een productiefaciliteit willen opzetten om daarmee de producten te maken, een markt willen ontwikkelen en tenslotte de revenuen ontvangen. Al deze stappen hebben hun eigen kwaliteitskenmerken.

Zo wordt de productiefaciliteit gekenmerkt door zijn technologie, integriteit, betrouwbaarheid en beschikbaarheid. Deze kenmerken worden beïnvloed door vele soorten events of risico’s zoals slechte integratie in het ontwerp, onzorgvuldigheid bij de bouw en de start-up, problemen bij de vergunningverlening, producten die niet volgens specificatie worden gemaakt, problemen bij operatie en onderhoud tot en met incidenten, force majeure en reputatieschade. Al deze risico’s zijn inherent aan de business case en vallen daarmee in eerste instantie onder de verantwoordelijkheid van de klant.

De klant zal doorgaans externe partijen oproepen om de productiefaciliteit op te zetten. Het gaat bijvoorbeeld om de ontwerper en de contractor en in het vervolg daarvan ook de leveranciers en de original equipment manufacturers (OEM’s). Daarnaast natuurlijk banken en verzekeringsmaatschappijen.

Bij dat oproepen worden ook de bijhorende risico’s deels overgedragen van klant naar externe partij. Volgens Robert is dit geen zero-sum-game, maar worden extra risico’s en daarmee extra kosten gecreëerd bij deze overdracht. Dit komt bijvoorbeeld door de interfaces die worden gecreëerd bij de overdracht en door sub optimalisatie van resources tussen partijen. Als de OEM bijvoorbeeld een productieslot mist om de turbine te produceren, dan is een boeteclausule van toepassing. Veel risico’s worden afgekocht door een verzekering; een verschijnsel daarbij is overlap in verzekeringen, waardoor de kosten waarschijnlijk hoger zijn dan nodig. Wat dekt de CAR verzekering en welk hoog eigen risico zit daarnaast nog in de ‘brandverzekering’? Zo ook de relatie tussen de eventueel vereiste professional indemnity verzekering en de dekking die de calamiteitenprovisie al biedt.

Verschuivende panelen
Verder wees Robert op het feit dat het risicoprofiel nogal kan verschuiven tijdens een project. Initieel bij feasibility en conceptontwerp zal dat vooral kosten gedreven zijn. Later bij constructie zal dit meer tijd gedreven zijn, maar aan de tijdgedrevenheid zit een limiet, namelijk als de kosten de business case bedreigen. Nog weer later bij productie zal dit weer kosten gedreven worden. Het is lastig om contracten hier goed op in te richten.

Bij het overdragen van risico’s bestaan tegenstrijdigheden. Voor het mitigeren van risico’s bestaan in principe drie mogelijkheden. Elimineren, reduceren en transfereren. Het risico van slecht weer bij wegenbouw kan geëlimineerd worden door een wegdek te kiezen dat kan harden bij slecht weer, het kan gereduceerd worden door onder een tent te werken en tot slot kunnen risico’s verzekerd worden. Na analyse blijkt dat de ontwerpende partij de grootste invloed heeft op risico’s, maar meestal de laagste draagkracht. Bij de contractor is dit juist omgekeerd. Dit maakt invulling van het principe dat het risico moet liggen bij de juiste partij lastig. Tegenwoordig is er wel een tendens om bij de aannemer de verantwoording voor het ontwerp neer te leggen, maar in hoeverre hier redelijkheid en billijkheid in het geding komen is niet duidelijk.

Aan de SIG Contact Management wilde Robert het vraagstuk meegeven wat de ‘good practice’ is voor de BV Nederland.

Contractmanagement bij uitvoering
Marcel Ruygvoorn
 van van Benthem & Keulen begon zijn bijdrage met het feit dat waterdichte contracten niet bestaan, ook al omdat woorden tot misverstanden leiden. Hij illustreerde dat aan de hand van een zin uit het een contract waarbij het al dan niet aanwezig zijn van een komma leidde tot een maximale contractduur van 1 danwel 5 jaar. Ook een simpel ogende contractregel als “Te leveren op 15 februari 2007: 10.000 kg cacao, te leveren in plastic zakken of kisten” heeft uiteindelijk tot misverstanden geleid. De cacao werd verpakt in houten kisten en is door de regen tijdens het transport gaan klonteren. Het was de leverancier niet duidelijk dat niet alleen plastic zakken werden bedoeld, maar ook plastic kisten. Uiteindelijk is redelijkheid en billijkheid altijd aan de orde, ook bij dit soort misverstanden.

Marcel benoemde vervolgens de taken van de contractmanager in de uitvoeringsfase. Allereerst behoort deze een gedegen kennis te hebben van het contract en de scope. Ten tweede heeft deze een taak bij de interpretatie van het contract bij de uitvoering. Wordt overeenkomstig de bepalingen van het contract gewerkt? Worden termijnen in acht genomen? Houdt de wederpartij zich aan het contract? Ten derde controleert de contractmanager de administratieve uitvoering van het contract. Worden bijvoorbeeld de gevraagde rapportages geleverd. Hiervoor is het handig dat de contractmanager voor zichzelf een A4-tje met onderwerpen bijhoudt. Ten slotte moet de contractmanager contractconform handelen afdwingen, zowel in- als extern.

Daarna deelde Marcel de vier praktische pijnpunten voor de contractmanager uit een contract die bij 90% van de bouwprojecten de boventoon voeren. Naast de scope zijn dit achtereenvolgens meerwerk, uitloop, inefficiëntie en leegloop. Als de contractmanager deze zaken niet goed heeft aangepakt tijdens het project, is het daarna heel moeilijk om geschillen ten voordele te beslechten.

Wat betreft meerwerk geldt dat wettelijk is bepaald dat de contractor verplicht is bij meerwerk tijdig een opgave van de meerprijs en de invloed op het project te specificeren. Als dat niet wordt gedaan dan heeft de contractor geen recht. Uitzondering is als de klant dit uit zich zelf had moeten begrijpen. Contractuele meerwerkbepalingen zijn vaak nog strakker.

De contractmanager moet de scope goed kennen en weten wanneer meerwerk aan de orde is. Een meerwerkverzoek wordt geacht alomvattend te zijn en wat vaak vergeten wordt in meerwerkoffertes zijn de kosten voor de uitloop van het project; niet alleen het betreffende werk moet worden begroot maar bijvoorbeeld ook de projectorganisatie en de bouwketen blijven langer bestaan. Een andere valkuil is het vergeten van inefficiënties. Werkzaamheden kunnen niet meer sequentieel worden uitgevoerd zoals oorspronkelijk gepland, maar moeten ergens tussen geflanst worden. Men is te laat als men achteraf na analyse van het project met dit soort kosten aankomt, als er geen voorbehoud is gemaakt.

Wat betreft uitloop geldt als uitgangspunt dat de aannemer in staat dient te worden gesteld om de overeengekomen werkzaamheden sequentieel uit te voeren binnen de overeengekomen termijn. Maar vervolgens gebeurt gedurende een project van alles, veroorzaakt door bijvoorbeeld opdrachtgever of nevenaannemer, door contractor of gewoon pech. Vanuit de contractor is het zaak om bij het waarnemen van omstandigheden die leiden tot uitloop, deze meteen vast te leggen. Dat is op zichzelf niet voldoende, de wet eist ook dat een causaal verband wordt aangetoond en dat kosten en uitloop worden gespecificeerd. Het blijkt vaak dat achteraf het vereiste causale verband moeilijk te reconstrueren is dus dat moet meteen gebeuren en worden gecommuniceerd.

Een case waarbij installatiewerkzaamheden niet konden plaatsvinden door ondergelopen kelders leidde tot afwijzing van vordering bij de rechter. Dit omdat geen causaal verband kon worden getoond welke gebeurtenis leidde tot welke vertraging en welke kosten. Dit ondanks de grote hoeveelheid foto’s en filmmateriaal van de lekkage. Pas ook bij op boetes in het contract bij uitloop. Dat is vaak simpel kassa voor de opdrachtgever, terwijl de bewijslast bij de contractor ligt.

Inefficiëntie en leegloop
Wat betreft inefficiëntie is het voor de aannemer belangrijk om in het contract op te nemen dat werkzaamheden sequentieel moeten worden uitgevoerd. Als dat door oorzaak van de opdrachtgever niet lukt, dan levert die een wanprestatie. Stel dat voor het boren van een paar gaten een dag was uitgetrokken, en dat een plek niet goed bereikbaar is op de dag van boren, omdat er iets voor is geplaatst. Daarom moet de installateur een halve dag extra terugkomen. Het is van belang om deze omstandigheid vast te leggen. De contractmanager moet scherp zijn op deze situaties. Marcel noemt het voorbeeld uit USA waarbij medewerkers aan het eind van de dag alle niet normale omstandigheden op een bouwplaats moeten benoemen die de voortgang van de werkzaamheden hebben kunnen beperken. Dit ter onderbouwing van mogelijk inefficiëntie claims, maar misschien niet optimaal voor de relatie met de klant.

Leegloop ten slotte, heeft een andere grondslag dan uitloop en inefficiëntie. Het advies van Marcel aan de contractmanager is om dit onderscheid steeds rigide toe te passen; ter voorkoming van latere misverstanden. Leegloop betreft bijvoorbeeld het geval dat de installateur op het werk aankomt en de steiger is nog niet vrijgegeven. Al die tijd kan de installateur niets doen, dat wil zeggen leegloop.

Algemeen geldt dat de contractmanager moet weten wat de jurist nodig heeft aan bewijslast en welke termijnen gelden. Tijdige inschakeling is daarom van belang. En verder geldt: wie schrijft die blijft. Voor de opdrachtgever geldt eenzelfde soort vastlegging van feiten, zodat wanneer de opdrachtnemer komt met een claim ook de klant de werkelijke situatie kan voorleggen.

Toegevoegde waarde
De laatste spreker deze middag was Jouke van der Schors van Vijverberg management consultants. Hij sprak over de toegevoegde waarde van de contractmanager. Om enig gevoel voor zijn gehoor te krijgen begon hij met de zaal te bevragen wie zichzelf contractmanager noemt, wie op een project zonder contractmanager werkt en wie contractmanagement taken ‘erbij’ doet.

Vervolgens beschreef hij de context waarbinnen een contractmanager zoals hij normaalgesproken werkt. Het betreft dan grote complexe multidisciplinaire projecten, waarbij veel mensen betrokken zijn en een grote hoeveelheid informatie wordt uitgewisseld. Doorgaans is binnen die projecten sprake van een asset owner, een engineer en een contractor. Vervolgens werd Arent van Wassenaer geciteerd en aangevuld over wat succesvolle projecten zijn. Naast veiligheid, tijd en kwaliteit is ook van belang dat het project binnen ieders budget en zonder disputen wordt afgesloten, zaken die ook voor de contractmanager van belang zijn. Het is een kunde om dreigende geschillen niet te laten escaleren.

Jouke gaf aan voor de contractmanager een adviserende rol te zien, binnen het projectteam, naast adviseurs voor financial control, planning en risico. In de verschillende fases van het project heeft deze een toegevoegde waarde. Bij de projectinitiatie zijn keuzes in contractvorm en manier van samenwerking een typisch onderwerp voor de contractmanager. In de tenderfase het omgaan met risico’s en praktische uitvoerbaarheid van het contract. De ondersteuning bij projectuitvoering kwam later in zijn bijdrage aan de orde. Tenslotte bij de close-out heeft deze een ondersteunende taak bij bijvoorbeeld claims.

Na deze contextbeschrijving ging Jouke dieper in op Contractmanagement. Hij begon met te stellen dat we niet de toekomst kunnen voorspellen en toch contracten voor bijvoorbeeld 5 jaar opstellen. Een contract is daarmee eigenlijk alleen maar een foto van een set aannames, met één zekerheid dat niet alle aannames bewaarheid worden. Is het zeker dat bemensing geen probleem wordt, dat de engineering onderweg wel opgelost wordt, dat er milde winters zijn? Daarmee wordt contractmanagement het managen van change. Zo kwam bij terecht bij de definitie van contractmanagement.

Vervolgens pelde Jouke de verschillende taken van de contractmanager bij de uitvoering van het project af. De rol bij het voortgangsoverleg- en rapportages, zoals het becommentariëren van onjuistheden in rapportages. Het afhandelen van correspondentie, bijvoorbeeld de brief met het statement dat het werk niet kan worden gedaan door bepaalde omstandigheden buiten de macht van de contractor. De toegevoegde waarde bij scope management en bij het zogenoemde event/deviation management, zoals eerder toegelicht door Marcel. En ten slotte bij het monitoren van de betalingen bijvoorbeeld het najagen van prestatieverklaringen.

Bij de slotdiscussie werd vastgesteld dat de contractmanager ook relatiemanager is, ondermeer vanwege zijn rol om helderheid te verschaffen en een verschil van mening niet te laten escaleren. Marcel noemt hier nog de rol van mediators.

Het slotwoord was van Robert. Hij gaf aan dat geldt: ‘wie schrijft die blijft, maar wie leest die verdient het meest’.

Presentatie Robert de Vries
Presentatie Dennis de Raat
Presentatie Marcel Ruygvoorn
Presentatie Jouke van der Schors

 


2018

Contactbijeenkomst 29 november 2018

Innovaties van planning tools en methodieken 

De laatste contactbijeenkomst van 2018 werd georganiseerd door de SIG Planning. Deze SIG heeft het onderzoek uit 2017 van McKinsey naar de vooruitgang in de industrie ter harte genomen. Daaruit werd duidelijk dat vele vakgebieden zoals IT, chiptechnologie, zonne-energie en genetische modificatie een enorme sprong hebben gemaakt in de laatste 20 jaar; alleen op het vakgebied van projectmanagement is nauwelijks of niet geïnnoveerd. Dat wil zeggen de effecten van projectmanagement zijn nog hetzelfde als 20 jaar geleden. Ook uit eigen waarneming van de SIG blijkt dit. Wat betreft planningstechnieken was in de jaren 90 al sprake van ontwikkelingen in muurkranten, connectie met ERP-systemen en verbeterde voortgangsrapportages. En hierin wordt ook heden ten dage nog steeds ontwikkeld. De SIG ziet dat tools die deze vernieuwingen ondersteunen weinig gebruikt worden. Wat weerhoudt de projectmanager er dan van om daar gebruik van te maken? Om daar iets aan te doen werd deze middag een aantal van die tools onder de aandacht gebracht, om te laten zien dat er voor allerlei planningsproblemen wel degelijk praktische oplossingen zijn. 

DACE-voorzitter Robert de Vries opende met de presentatie van het nieuwe DACE-prijzenboekje, editie 33. Robert ontving het eerste exemplaar en vervolgens werden bloemen en flessen wijn uitgedeeld aan de coördinatoren van het boekje en vertegenwoordigers van de uitgever Vakmedianet.

In de eerste presentatie ging Rick Donker van Primaplan in op het genereren van S-curves en histogrammen. Voor de voortgangsrapportages wil iedere projectmanager graag S-curves zien, maar er is vaak een drempel om die op te zetten. De bestaande planningstools zijn vaak niet toereikend om verschillende redenen. Zo is het bijvoorbeeld tijdrovend om ze te maken. Ook zitten er verkeerde rekenregels in, bijvoorbeeld actuals die onjuist worden uitgesmeerd in de tijd; waardoor verkeerde conclusies worden getrokken. Ook is de lay-out vaak niet goed waardoor niet het goede inzicht wordt verkregen. Daarnaast is werken met Excel altijd mogelijk, maar het probleem daarvan is de grote foutgevoeligheid.

 

Met deze bevindingen zijn Rick en zijn team vervolgens aan de slag gegaan om een nieuwe tool te ontwikkelen voor de verbeterde S-curves. De vraag is dan aan welke eisen zo’n tool moet voldoen. Als eerste komt dan boven welke S-curves de tool moet maken. Hier zijn veel verschillende smaken voor maar ze moeten ondersteunend zijn bij het maken van analyses, dus komen S-curves als de actual en remaining curve en de early en late curve in aanmerking. Ten tweede moet de tool gemakkelijk in gebruik zijn en snel resultaten geven. In grote projecten moet de voortgang van soms wel 40 partijen doorgerekend worden en dat moet niet al te veel tijd kosten. En natuurlijk moeten tegenstrijdigheden die tot foute conclusies kunnen leiden worden weggehaald. Vereiste is ook dat dit nieuwe S-curve tool daarbij eenvoudig aansluit op bestaande planningssystemen als Primavera of MS Project.
 

Rick laat aan de hand van een aantal voorbeelden zien hoe deze nieuwe tool eruitziet en hoe deze verbetering geeft ten opzichte geeft van de tools in bestaande planningssystemen. Bij vragen uit het publiek kwamen nog weer verdere verbeteringsmogelijkheden aan de orde om de performance van een project te meten; iets wat Rick meeneemt naar zijn team. 

Hoe goed is mijn planning?

De tweede presentatie was van Bram König, ook van Primaplan. Hij liet onder andere zien hoe gemeten kan worden wat de kwaliteit van een planning is. Verder kwam een aantal hulpmiddelen aan de orde die het werken aan planningen aanzienlijk kunnen versnellen.

Begonnen werd met een hulpmiddel dat overtypen van regels uit een P&ID aanzienlijk vereenvoudigt. De kwaliteit van scanapparatuur zoals de Irispen is de laatste vijf jaar zo verbeterd dat inzet hiervan heel veel werk bespaart. Bram liet zien hoe eenvoudig en snel dat werkt in combinatie met een planningssysteem.

Een tweede getoonde tool van Deltek meet de kwaliteit van een opgestelde planning en geeft een score tussen 0 tot 100 %. Daarbij geeft het ook een analyse van de aangeleverde WBS (work breakdown structure) en laat het zien waar de problemen zitten. Die score is gebaseerd op onderliggende gegevens van vele uitgevoerde projecten en is conform standaards die de Amerikaanse overheid gebruikt. De kwaliteitsscore wordt berekend aan de hand van kenmerken van de aangeboden planning zoals ‘missing logic’, ‘logic density’, ‘number of critical activities’ en ‘negative float’. Ervaring is dat een eerste versie van een planning een score van hooguit 50% geeft, maar duidelijk is dan wel waar de planning moet worden verbeterd. Deze tool geeft een opdrachtgever de mogelijkheid om te eisen dat een aannemer een planning met een score van minstens 80% moet leveren.

Al met al is deze kwaliteitsmeting een aanzienlijke verbetering ten opzichte van een tool als ‘schedule log’ in Primavera.

Met het tool is het ook mogelijk om de opgestelde planning te benchmarken, bijvoorbeeld met vergelijkbare projecten in de civiele infrastructuur. Het geeft dan een aardige schatting in hoeverre het project gaat slagen. Daarnaast kunnen redelijk eenvoudig risicoanalyses worden toegevoegd in deze tool; daarvan kan een scenario worden gemaakt die vervolgens terug te brengen is in een pakket als Primavera. Vervolgens kan daarin een probabilistische planning opgesteld worden.

Ook kunnen versies worden opgesteld om het project versneld op te leveren, bijvoorbeeld door te laten zien waar de beste mogelijkheden zitten door het versnellen van een beperkt aantal activiteiten. Naar aanleiding van dit laatste waarschuwt Bram wel dat met deze tool altijd een planning is op te stellen die past bij een bepaalde opleverdatum. Laat echter ook de grijze hersencellen werken en kijk zelf of het getoonde realistisch is. 

Muurkrant bij turnarounds

De laatste presentatie werd gegeven door Henk van der Heide en Chris van der Neut van Stork. Zij zijn werkzaam in turnarounds en lieten zien welke enorme verbeteringen de introductie van de tablet heeft gebracht in hun werk.

Probleem bij een turnaround is om snel inzicht te hebben in de actuele stand van het werk. Het kan dan gaan om heel verschillende zaken en op verschillend niveau zoals de stappen die moeten worden uitgevoerd binnen eenn werkpakket, het afmelden van een stap, de geconstateerde afwijkingen binnen een werkpakket, informatie over een bepaald asset en de voortgang van een bepaald werkpakket. Centraal wordt dan een muurkrant ingericht waar alle informatie over voortgang en afwijkingen wordt bijgehouden. Nog niet zo lang geleden werd dit hele proces met papier uitgevoerd, bijvoorbeeld werkpakketten die de uitvoerder meekreeg in het veld, en de aantekeningen die moesten worden gemaakt over afwijkingen; de centrale muurkrant werd op geregelde tijden geüpdatet met alle binnengekomen informatie en alle betrokken personen. Dit is een arbeidsintensief proces dat foutgevoelig is en waarbij de muurkrant altijd achterloopt op de actualiteit.

Om hier verbetering in te brengen is een bestaande applicatie binnen Stork uitgebreid met een module project controls. Henk en Chris lieten deze applicatie vanmiddag zien en toonden welke grote sprongen gemaakt zijn door het toepassen van tablets.

Er is nu één bron waar alle informatie samenkomt, vanuit werkvoorbereiding, tablets in het veld en digitale muurkrant. De uitvoerder in het veld krijgt via de tablet het werkpakket te zien en wordt ondersteund in het juist uitvoeren van alle stappen; overslaan van stappen en vergissingen worden hiermee kleiner. De uitvoerder in het veld kan een taak afmelden en dit is meteen op de centrale digitale muurkrant te zien. Benodigde afwijkingen die in het veld worden geconstateerd bijvoorbeeld als een nieuw pijpje te kort is, kunnen meteen worden vastgelegd; geen aparte lijstjes die achteraf verzameld moeten worden. In het veld kunnen foto’s worden gemaakt van de eindtoestand bijvoorbeeld van lassen die gekeurd moeten worden en met Google Maps is meteen de locatie vastgelegd. Centraal op de digitale muurkrant is betrouwbaar, zonder vertraging, te zien waar achterstand is opgelopen. Omdat kritische zaken daarop met rood worden aangeduid is ook eenvoudig te zien als bijvoorbeeld iemand vergeten is om een taak af te melden.

Ook de werkvoorbereiding kan op deze manier via een digitale muurkrant worden gemonitord, bijvoorbeeld de check of alle calculaties zijn gemaakt en of materialen zijn ingekocht. Kortom, deze applicatie heeft alles in zich om het hele turnaround project te digitaliseren.

Contact houden over het gebruik is cruciaal om draagvlak te creëren en vervolgens moeten ook snel de aangegeven verbeteringen worden doorgevoerd. Bedenk dat mensen in het veld werkhandschoenen aan hebben en stem het gebruik van de tablet daarop af. Bedenk ook welk detailniveau moet worden bereikt. Moet iedere boutverbinding afzonderlijk worden afgemeld of kan dat op taakniveau. Ook ander bediengemak wordt onderzocht. Een inspecteur heeft geen behoefte aan de hele muurkrant maar heeft specifieke informatie nodig, die eenvoudig kan worden verzameld.

Wat gebruikers tegenhoudt om dit type tools te gebruiken is niet helemaal bekend. Misschien een conservatieve en niet op verbetering gerichte houding van ‘we doen dit altijd al zo en dat werkt voor ons’ of misschien dat een projectcoördinator een bepaald detailleringsniveau mist? Voor een ieder in de zaal was wel duidelijk dat het aan het enthousiasme van Henk en Chris niet kan liggen dat deze tool een succes wordt.


Contactbijeenkomst 27 september 2018

Probabilistische risicoanalyse: modellen en correlaties
De derde contactbijeenkomst van 2018 werd georganiseerd door de SIG Probabilistische Risicoanalyse (SIG PRA). In 2015 heeft deze SIG het initiatief genomen om de gebruikte methoden en technieken voor het analyseren en modelleren van projectrisico’s en -onzekerheden door te lichten. Deze middag wilde de SIG te baat nemen om de overige DACE-leden bij te praten over de bevindingen van de afgelopen drie jaren. In de eerste presentatie werden daartoe in vogelvlucht de uitgevoerde activiteiten doorgenomen. In drie meer specifieke presentaties werden methodieken en technieken doorgenomen, compleet met Excel-sheets en doorrekening van matrices. De toehoorders konden niet rustig achteroverleunen en luisteren; hun kennis van probabiliteit en risicoanalyse werd deze middag ook getest door middel van quizvragen. 


DACE-voorzitter Robert de Vries opende de middag met het memoreren dat dit nu zijn 24e opening van een contactbijeenkomst was. Hij haalde daarbij aan dat hij veelal de DACE cursussen aanprijst. Die cursussen zijn zo goed, niet alleen omdat het harde rekenmeesterschap van de cost engineer goed wordt uitgediept, maar ook omdat de zachte kant wordt behandeld: overtuigen, invloed uitoefenen en uitleg geven aan de directie. 
 

Om de aanwezigen meteen op het juiste niveau te brengen, legden Theo Janssen van RVGB en Edger Bosker van Tata Steel een aantal quizvragen voor. Deze zorgden ervoor dat een ieder gescherpt werd in de begrippen rondom de probabilistische risicoanalyse en dit gaf de sprekers de kans om hun betoog af te stemmen op het aanwezige kennisniveau. Zo bracht de vraag of een stochastische variabele een grootheid is waar de waarde afhangt van a. berekening, b. toeval, c. schatting of d. kans nog velen op het verkeerde been. Theo en Edger lichtten toe dat toeval het juiste antwoord was. Hetzelfde gold voor de stelling dat als meerdere gegevens aanwezig zijn met een deterministische raming het budget nauwkeuriger kan worden vastgesteld. Daarentegen was de stelling dat met een probabilistische raming een betere inschatting wordt gemaakt niet waar; wel kan in dat geval een betere uitspraak over kansen worden gedaan.

 

Vogelvlucht
In de volgende presentatie gaf André Bijl-Weisz van de provincie Noord-Holland in vogelvlucht een terugblik op de activiteiten van de SIG PRA van de afgelopen drie jaren. Hij wees aan de hand van de oorspronkelijke betekenis van de woorden in PRA wat de activiteiten zijn van de SIG: probate uit het Latijn betekent waarschijnlijkheid, risco uit het Italiaans is een waagstuk en αναλυση uit het Grieks is letterlijk ontleden in delen. Om bij dat laatste te beginnen, de filmposter van Analyze this met Robert de Niro heeft André geparafraseerd tot ‘Back to really analyze this’. Hij licht daarbij toe dat het visgraatmodel van Ishikawa een populair middel is dat gebruikt wordt ‘to really analyze’. Een belangrijk besef bij risicoanalyse is dat een lijstje met risico’s nog geen analyse is; daar komt veel meer bij kijken.
 

Af en toe gaat André in op het belang van betrouwbare bronnen van informatie. Hij weidt daarbij niet uit in veel woorden maar laat veelzeggende plaatjes zien van Trump en Poetin. Veel is de afgelopen jaren ook gesproken over het nut en het toepassen van de ramingen in vijf nauwkeurigheidsklassen conform de aanpak van het AACE, de American Association of Cost Engineers. Verder is het boek over risico intelligentie van Dylan Evans besproken; de SIG leden hebben op de betreffende internetsite hun RQ, als aanvulling op hun IQ, nagemeten. Over de scores hebben we helaas niet veel vernomen. Andere behandelde onderwerpen in de SIG zullen in de navolgende presentaties aan de orde komen, zoals omgaan met indexeringen en correlaties. Vorig jaar heeft Fedde Tolman al eens een presentatie gegeven over de kwaliteit van modellen, ook een onderwerp dat veel aan de orde is gekomen in de SIG.

 

23 jaar ramingsmethodieken
Naar aanleiding van de binnenkort verwachte SSK 2018, standaardsystematiek voor kostenramingen, van Rijkswaterstaat neemt Wim van den Brink de toehoorders mee in de geschiedenis van de kostenramingsmethodieken voor infrastructuur bij zijn ministerie. Die begon in 1992-1995 met de eerste versie, de project ramingen infrastructuur (PRI). Aanleiding daarvoor waren de forse kostenstijgingen in het project Bereikbaarheid Randstad eind jaren tachtig. Die leidden destijds tot een accountantsonderzoek geïnitieerd door de Tweede Kamer. Daarbij en bij het opstellen van het PRI kwam aan het licht dat er vele soorten van fouten werden gemaakt. Appels en peren werden met elkaar vergeleken: was BTW nu wel of niet meegenomen, hetzelfde wat betreft engineering, verschil in omgang met indirecte kosten en kosten voor vastgoed en wel of niet opnemen van onvoorzien. Ook een duidelijk vastgelegde project scope ontbrak. In één van de documenten werd nog gesproken van de Zeeburgerbrug in plaats van de tunnel; geen wonder dat zaken verkeerd worden ingeschat. Prijspeil en uitgangspunten waren niet altijd vastgelegd. Kortom een veelheid aan factoren om aan te werken.


Dit leidde tot een dik boekwerk, de PRI van maart 1995, met een goed procedureel kader, kwaliteitsklassen van ramingen, een logische opbouw in ramingen, kengetallen, checklists en afspraken over onvoorzien. In 1999 en 2002 heeft deze PRI verdere updates gekregen. In 2010 kwam de SSK 2010 uit met nieuwe toevoegingen zoals een Life Cycle Cost analyse en een rekenmodel in Excel. In die aanpassing uit 2010 is het begrip ‘onvoorzien’ omgedoopt tot risicoreservering. Zo’n type verandering moet niet te vaak gebeuren volgens Wim, want veel mensen gebruiken nog steeds het woord onvoorzien wat soms tot verwarring kan leiden.


Al deze ontwikkelingen hebben geleid tot eenduidige afspraken en begrippen bijvoorbeeld op het gebied scopeafbakening, projectdecompositie, prijspeil, risicoreservering, bandbreedte, kostensystematiek, probabilistische berekeningen en LCC’s. Kortom, het maakt projecten optelbaar en dat is ook de ervaring die Wim heeft; de enorme verbetering in ramingen vergeleken met 30 jaar geleden. De SSK 2018 heeft hier verdere verbeteringen aangebracht, zoals eenduidigheid in meenemen van onderhoudskosten bij investeringen en integraal maken van het rekenmodel daar waar vroeger modellen van derden nodig waren. Wim heeft dit model in een kort onderzoek vergeleken bij wat internationaal beschikbaar was. Allerlei onderdelen uit het model kwam hij daarbij op zich wel tegen, maar nergens trof hij iets aan wat vergelijkbaar was met alle onderdelen in één integraal model.

 

Indexering
De volgende presentatie over indexering werd verzorgd door Remco van der Hoeven en Jan Schenk van Van Hattum en Blankevoort. Remco lichtte toe wat het belang is voor Van Hattum en Blankevoort bij het ontwikkelen van rekenmodellen voor ramingen en dat met name de vraag hoe goed de raming is, beantwoord moet worden. De aannemer kan daarop beter acteren door gericht risico’s uit die raming te mitigeren. Een van de elementen in die raming is de indexering, en de toepassing daarvan wordt verder door Jan verhelderd. Om de problematiek te introduceren start hij met een toelichting op de historische prijsontwikkeling van lonen, staal en bitumen. Lonen laten al 12 jaar lang een heel stabiel langzaam stijgende trend van circa 2% zien. De staalprijs heeft een licht dalende tendens, maar kent grote fluctuaties in de crisistijd rond 2008-2010. De vraag nu is wat een opkomende handelscrisis tussen China en USA met deze prijs zal doen. De trend in de prijs van bitumen is vlak maar de uitslagen fluctueren enorm, de index lag in 2012 op 410 en in 2016 op 130. Met dit type van fluctuaties moet derhalve in de indexeringen rekening worden gehouden.

Jan licht toe dat vaak in contracten tussen opdrachtgever en opdrachtnemer al een risicoregeling wordt toegepast. Hiertoe wordt een formule gebruikt en per termijn in het project bepaald welk risicobedrag verrekend wordt. Onderdelen van die formule zijn ‘mandjes’ per grondstof zoals staal, bitumen en gasolie. Van iedere grondstof wordt tevoren vastgesteld hoeveel daarvan gebruikt wordt in het project. Met zo’n risicoregeling is verrekening over gemiddeld 50-70 % van de aanneemsom mogelijk. Er blijven wel risico’s over zoals mismatch in hoeveel verwachte en te gebruiken staal of als al het staal aan het begin van het project helemaal wordt ingezet en later in het project daalt de staalprijs.

Vervolgens neemt Jan de werkwijze van het deterministisch ramingsmodel door. Na het maken van een goede indeling per discipline en per jaar, moet hier op zeker moment de keuze worden ingevoerd voor de historische data in de kostenontwikkeling. Hoever terug in de historie wordt dan afgestemd op de duur van het project. De prijs van constructiestaal heeft dan bijvoorbeeld de laatste drie jaar een dalende trend; die van betonstaal een stijgende trend. Vervolgens worden de verwachtingen rondom de prijs ingebracht; vaak is die verwachting vastgesteld op basis van gesprekken of (bank)analyses van grondprijs ontwikkeling; loonontwikkeling is zoals gezegd vrij stabiel. Op deze manier wordt een restrisico zichtbaar ten opzichte van de risicoregeling die in het contract is vastgelegd. Dit vormt een goede basis voor het gesprek met de directie om risico’s te mitigeren.


In de probabilistische benadering wordt de deterministische raming als basis genomen. Vervolgens worden spreidingsdata per item vastgesteld. Voor stabiele zaken als loonpeil is dat vrij eenvoudig; voor minder voorspelbare zaken als bitumen worden zogenoemde tijdreeksen vastgesteld. Uiteindelijk leverde dit bijvoorbeeld voor bitumen een prijsspreiding van bijna 4.000 % op; dan is dat echt wel onderwerp van gesprek voordat je als aannemer een aanneemsom gaat inleveren. Natuurlijk hangt een en ander wel af van de bijdrage van dit item in de gehele aanneemsom.

 

Correlaties
Als laatste nam Fedde Tolman van KOAC/Kiwa ons mee terug in de collegebanken omdat begrip van de beginselen van correlaties nodig is, gezien de vele fouten die worden gemaakt in het opzetten van modellen en het toepassen van de veel soorten software. Na opfrissing van de zaal met oude bekende begrippen als stochasten, kansfuncties, parameters, en de binaire en triangulaire manier om stochasten te schatten, kwam Fedde terecht op de copula, de verbindingsfunctie tussen stochasten, en de correlatiefactor, de vereenvoudiging van de copula functie. Daarbij liet Fedde zien dat de correlatiefactor misschien eenvoudiger is, maar soms ook lastiger te begrijpen, gezien de op het oog totaal verschillende soorten van verbanden die allemaal dezelfde correlatiefactor hebben.


Vervolgens werden verdere detailleringen binnen correlatieberekeningen getoond, met normale, uniforme en andere verdelingen, blok- en banddiagonaalmatrices, de casusstructuur en de conditionele correlatie D-vine. Fedde is benieuwd naar de toekomstige ontwikkeling van de casusstructuur en marginale verdelingen ten opzichte van de huidige berekeningen met de correlatiefactor. Fedde haalde het belang van correlaties aan bij natuurrampen, bijvoorbeeld bij de stormvloed in 1953. Als maar iemand het verband had gezien tussen de opstuwing vanwege de storm vanaf de Noordzee en het opkomende vloed, dan had misschien veel ellende voorkomen kunnen worden. Ook meer alledaagse zaken, zoals waarom de schoenveter altijd breekt als je haast hebt, kunnen met correlaties helder worden gemaakt.


Voor de aanwezige cost engineers heeft hij nog wel een stelling om tijdens de borrel verder over te praten: ten opzichte van de modellen gebruikt in constructietechniek vindt hij de modellering van kosten en tijd in projecten nogal primitief.
Fedde sloot af met een uitspraak van de negentiende eeuwse wetenschapper Peirce: It is pretty easy to be certain, one has only to be sufficiently vague. Aan het eind van de middag werden nog wat quizvragen voorgelegd door Theo en Edger. Tot ieders opluchting kon enige verbetering in de kennis van probabilistische risicoanalyse worden bespeurd.

 

Voor de presentatie van Fedde Tolman klik hier.

Voor de presentatie van André Bijl-Weisz klik hier.

Voor de presentatie van Wim van de Brink klik hier.


 Contactbijeenkomst 31 mei 2018

Circulaire Economie

De tweede contactbijeenkomst van 2018, gezamenlijk georganiseerd door de SIG Grond-, Weg- en Waterbouw en de SIG Value Management had als thema de impact van de overgang naar een circulaire economie op het vakgebied van de cost en value engineer.

Om de bewustwording daarover te verhogen werden eerst in een workshop setting de eigen gedachten van de aanwezigen losgemaakt met hulp van een aantal facilitators. Dat leverde een baaierd aan ideeën op, zoals wat is het verstandigst om eerst aan te pakken en hoe dan verder te gaan.

Daarna volgde een presentatie over een nieuw initiatief, de samenwerking tussen een groot aantal sloopbedrijven om het hergebruik van bouwmaterialen te bevorderen. Daartoe wordt een digitale professionele marktplaats ingericht, net zoals een Praxis of Gamma.

De eerste voordracht deze middag was van Ingrid Bolier van Witteveen+Bos. Zij haalde het naderende einde aan van de levensduur van vele bruggen, sluizen, tunnels en viaducten in Nederland en hoe daar in het kader van het Parijs klimaatakkoord van 2015 mee om te gaan. Daartoe is begin dit jaar een onderzoeksproject van start gegaan met partijen zoals Rijkswaterstaat, TU Delft en Witteveen+Bos. In dit onderzoek is eerst een literatuuranalyse uitgevoerd naar aanbod en vraag in de huidige infrastructuurmarkt, ofwel wat zijn de potentiele oplossingen en wat zijn de behoeften en ambities bij opdrachtgevers. Op dit moment worden de resultaten hiervan in een theoretisch model samengevat. De onderzoeksgroep zoekt nu naar aanscherping van de literatuuranalyse en het model. Daarvoor wilde Ingrid graag deze middag gebruiken en een workshop met de aanwezigen houden om te zien wat onder cost en value engineers leeft als het woord circulariteit wordt genoemd.

De zaal werd opgedeeld in drie groepen en per groep ging men vervolgens vol overgave aan de slag met hulp van een facilitator. Eerst werd een brainstorm gehouden, waarbij ieder individueel werd getriggerd met de vraag ‘Wat heeft je bedrijf of je team nodig om vervanging of renovatie op een circulaire manier aan te pakken?’. De gele briefjes konden vrijelijk en zonder beperking worden ingevuld, om zoveel mogelijk gedachten los te krijgen. Vervolgens werden de gedachten geclusterd naar onderwerp. In de groep waar uw reporter zich bevond leverde dat onderwerpen op als: logistiek & bouw, infrastructuurgebruikers, ontwerpkansen & configuratie, normering, contracten & aanbesteding, materialenbank, kosten/batenanalyse en de waarde van afval. Vervolgens werden de groepsleden aangemoedigd om vast te stellen, op een schaal van laag naar hoog, welke impact het vastgestelde onderwerp heeft om de transitie te versnellen. Dat leverde geanimeerde discussies op; een onderwerp als ‘de waarde van afval’ heeft alle posities in de ranking van laag naar hoog bereikt tijdens die discussies. Toen eenmaal was vastgesteld dat de waarde van afval betrokken moest worden op de milieuprestatie, net zoals met CO2 certificaten, werd een middenpositie vastgesteld, conform goed Nederlands poldermodel. Deze groep gaf de hoogste impact aan de onderwerpen normering en contracten & aanbesteding. Ook het kwantificeren van de urgentie ofwel wat als er niets wordt gedaan, kwam hoog op de ranglijst. Dit is met name interessant in het kader van het onderhoudsbudget dat vrijkomt voor renovatie en vervanging van infrastructuur

De tweede groep zag het geven van het goede voorbeeld door het opstarten van een groot project als belangrijkste aanjager om de circulaire aanpak op gang te brengen. De derde groep noemde herziening van regelgeving, die nog te grote buffers zou toelaten, en professioneel opdrachtgeverschap. Andere onderwerpen zijn ruimte voor ondernemerschap en kennisdeling en –consolidering.

Van Lineaire productie naar Cyclisch proces
De middag werd afgesloten door Peter Kreukniet van buro BOOT, een landelijk opererend ingenieursbureau van circa 120 mensen, met expertgebieden als sloop, asbest, civiel, geo-informatie, bodem en water. Peter liet vanmiddag zien dat sloop een essentiële rol speelt in het circulair maken van de economie en verhaalde ook van een nieuw initiatief om een professionele marktplaats in te richten voor hergebruik van materialen. 

Een bekende waarneming is dat onze planeet zijn beperkingen kent en dat grondstoffen 

opraken. Om dat tegen te gaan kunnen productontwerpen worden gemaakt die minder grondstoffen nodig hebben of producten zo worden gemaakt dat ze langer meegaan. Maar dat is niet genoeg en eigenlijk alleen maar uitstel.

Het besef leeft dat het huidige lineaire proces waarbij grondstoffen na productie en gebruik op de afvalhoop terechtkomen, ook moet veranderen. Een cyclisch proces moet op gang komen waarbij de producten van vandaag, de grondstoffen van morgen zijn. Nieuwe ontwikkelingen worden hier gezien zoals een productontwerp geschikt voor demontage en het anders organiseren van eigendom, zoals Philips dat doet met Light as a Service, op aangeven van opdrachtgevers als Schiphol Group.

Een voorbeeld wordt genoemd dat 50% van het beton tegenwoordig wordt hergebruikt. Dit houdt in dat het grind niet meer aangevoerd hoeft te worden uit verre buitenlanden; een mooie reductie in CO2 uitstoot. Of nieuwe ideeën over de normering van snelwegen, waar de laagdikte van het asfalt wordt bepaald door het zwaarste wegverkeer, terwijl die meest alleen op de rechter rijbaan rijdt. Er is echter een urgentie, er wordt veel gepraat over circulariteit, maar er houden zich maar ongeveer 1.500 mensen professioneel bezig met dit onderwerp in Nederland.

Sloopbedrijven
Peter ziet een belangrijke rol voor sloopbedrijven, slopers worden zogezegd demonterend aannemers. Ofwel slopers worden redders en een aantal voorbeeldprojecten in Utrecht en Winterswijk worden getoond waarbij sloopmateriaal direct als bouwmateriaal wordt ingezet. De traditionele aanpak waarbij de sloopkogel alles vernietigt en het afval naar de afvalverwerker wordt gebracht of ter verbranding in energiecentrales wordt aangeboden, wordt steeds meer verlaten.

De hele keten lijkt in beweging te komen, met aannemers   en installatiebedrijven die hergebruik willen en zoeken, opdrachtgevers met hun veranderde ambities en architecten die duurzaam willen ontwerpen. Vragen die deze partijen hebben zijn waar de herbruikbare bouwmaterialen te vinden zijn, of er voldoende gelijksoortig materiaal is gezien de grootte van het project, wat de kwaliteit is, hoe de opdrachtgever te betrekken en overtuigen. Om de zichtbaarheid van de aanbodkant te verhogen is buro BOOT met een aantal sloopbedrijven een initiatief gestart om een online marktplaats in te richten onder de naam Insert. Daar worden allerlei bouwproducten en materialen aangeboden zoals hout, verlichting, dakpannen, kozijnen en deuren. Dit moet professioneel gebeuren met aandacht voor leverbetrouwbaarheid en kwaliteit, zodat vertrouwen in de marktplaats wordt gecreëerd.

Het voorbeeld van de sloop van een groot deel van het Dijkzicht ziekenhuis wordt genoemd. Nadat in Rotterdam bekend was gemaakt dat bij het ziekenhuis  allerlei herbruikbare bouwmaterialen vrij zouden komen, kwamen bijvoorbeeld een woningbouwvereniging voor de 600 toiletpotten, een industrieel ontwerper voor de lampen uit de operatiekamer en een zwerversopvanginstantie voor deuren en kozijnen.

Naast een initiatief voor civiele materialen komt er binnen Insert ook een marktplaats voor groenbedrijven  Bijvoorbeeld een boom van 40 jaar die normaal gesproken bijvoorbeeld € 100.000 kost vergt nu enkel de verplaatsingskosten van € 30.000. Dit is zowel interessant voor degene die de boom kwijt moet als degene die deze nodig heeft.

Naast dit initiatief ziet Peter ook een verandering in opdrachtgeverschap. Traditioneel staat hier de opdrachtgever tegenover de aannemer en spreekt over tijd, kosten en kwaliteit. Een aanpak waarbij in dit primaire proces ook gebruikers en leveranciers en installatiebedrijven vroeg worden betrokken, kan zorgen voor co-creatie en ideeën voor circulariteit krijgen dan een grotere kans en draagvlak.

                 

 

                

 

               

 

              

 

              

Staat u ongewild op de foto? Laat het ons weten; dan verwijderen wij de foto.

 


Contactbijeenkomst 15 maart 2018

LCC, wat kan je ermee?

Op de eerste contactbijeenkomst van 2018 wilde de SIG GWW bespreken welke recente ontwikkelingen er zijn in het uitvoeren van Levenscyclus kostenberekeningen (LCC). Die ontwikkelingen worden vooral beïnvloed door het feit dat greenfield projecten minder vaak voorkomen en dat meer sprake is van verandering van bestaande assets. Dat laatste betreft dan bijvoorbeeld capaciteit- of functieverandering of verduurzaming.

Een LCC is daarmee meer dan alleen maar het bepalen van de investering en de exploitatie- en onderhoudskosten. De LCC moet ook ondersteunen bij conceptontwikkeling met doelstellingen als toekomstvastheid en duurzaamheid, bij herbestemming en bij (duurzame) sloop.

Deze middag werd de ontwikkeling belicht door drie sprekers, respectievelijk een asset-owner, een adviseur en een eindgebruiker.

 

De bijeenkomst begon feestelijk met de uitreiking van de VM Award aan Anand Ramdien door Thera de Kramer, de nieuwe voorzitter van de SIG Value Management. Dit vooral omdat Anand Value Management de juiste aandacht heeft gegeven op strategisch niveau.

 

De eerste voordracht deze middag was van Barry Hol, gebiedsbeheerder bij Provincie Noord-Holland. De provincie bezit vele assets zoals meer dan 600 km wegen, bijna 400 km fietspaden, 45 km vrij liggende busbanen en vele vaarwegen. Tot twee jaar geleden was het beheer hiervan per netwerk ingedeeld. In 2016 is de overgang naar integraal gebiedsbeheer gestart, waarbij Noord-Holland is verdeeld in zes gebieden; Barry zelf is gebiedsbeheerder Midden-Noord, wat het gebied rond Alkmaar en West Friesland bestrijkt. Om integraal gebiedsbeheer uit te voeren is een speciale asset management organisatie opgezet, op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Daarin is ruimte voor drie verschillende rollen: de gebiedsbeheerder met zijn team, gebiedsaannemer en adviseurs. Voor ieder gebied wordt een aannemer geselecteerd die integraal verantwoordelijk is voor het beheer van alle provinciale assets in dat gebied gedurende 10 jaar. In de contracten is een vast maandbedrag afgesproken dat wordt uitbetaald als bepaalde prestaties zijn gehaald. Het gaat dan om prestaties op multidisciplinaire gebieden van gladheidbestrijding en grasmaaien tot complex herstelwerk. Daartoe worden metingen en conditiescores uitgevoerd zoals het verifiëren van de beeldkwaliteit. In het contract wil de provincie ook de samenwerking met de aannemer bevorderen. In de 10 jaar dat het contract duurt, kan de wereld immers veranderen en de provincie heeft als steven om continu te verbeteren en daarbij als team te opereren en over organisatiegrenzen heen te opereren. Dat is niet eenvoudig te regelen in een contractconditie als ‘Gij zult samenwerken’ en daar zal in de komende jaren ervaring mee worden opgedaan. 

Hiertoe is er een aantal domeinen vastgesteld waar zowel beheerder als aannemer hun invloed kunnen blijven uitoefenen tijdens het contract; het gaat dan om zaken als onderhoudsconcept, risicomanagement en meerjarenplan. In het contract is een standaard LCC methodiek opgenomen, die moet ondersteunen bij de verbetervoorstellen die de aannemer kan doen. De afspraak daarbij is dat als de terugverdientijd kleiner is dan 10 jaar, de opbrengst van de verbetering naar de aannemer kan gaan als de provincie deze verbetering goedkeurt. Als de terugverdientijd langer is dan de contractduur, dan zal een business case uitsluitsel moeten geven of overgegaan wordt tot contractaanpassing.

Zwakte bij dit type contract is het zogenoemde ‘uitwonen’, waarbij de aannemer de ondergrens van onderhoud opzoekt of bijvoorbeeld een meerjarenplan opstelt dat de eerste 10 jaar tijdens het contract minimaal onderhoud vereist en voor de overige levensduur intensief onderhoud. Vandaar ook dat er domeinen zijn vastgesteld waar de beheerder invloed heeft. Daarnaast is in het eerste jaar sprake van een transitie om de samenwerking en de concepten verder vast te stellen. Per type asset heeft de provincie nagegaan wat van belang is. Zo is er bij wegen een voorkeur op het sturen op end-of-life en wordt alleen gekeken naar de deklaag en de eerste tussenlaag. Prestaties zijn daar vast te stellen met deflectiemetingen en de CROW beeldkwaliteit. Bij kunstwerken bleek de sturing primair te liggen bij het maatregelenpakket.

Deze nieuwe aanpak naar gebiedsbeheer heeft ervoor gezorgd dat nog maar zes onderhoudscontracten bestaan, daar waar er vroeger vele tientallen kleine contracten waren. Bij iedere aanbesteding waren er circa 10 geïnteresseerde partijen en de contracten lopen in de range van 20 tot 90 miljoen euro. Klik hier voor de presentatie van Barry.

De tweede spreker was Djordy van Laar van IGG Bointon de Groot, waar 30 bouweconomisch adviseurs werkzaam zijn die grote utiliteitsprojecten in Nederland begeleiden. De aanpak die IGG heeft, liet Djordy zien aan de hand van de vragen die bij value management naar boven komen en die dienen om de klant goed te ondersteunen in de te maken keuzes. Waarom investeren we? Investeren we in het juiste project? Waar leggen we de focus in de value analysis? Daarbij richt IGG zich op de klanteisen, beschouwt de hele levenscyclus en past value management op het juiste moment toe. Ofwel eenvoudig teruggebracht naar de formule van value management, namelijk (functie+prestatie)/kosten: het gesprek dat IGG aangaat gaat over de behoefteanalyse versus de kostenanalyse. Duurzaamheid is een onderdeel dat opgenomen kan worden in de LCC’s, zeker gestimuleerd met het akkoord van Parijs. Daarbij geldt uiteraard dat de klant uiteindelijk aan de knoppen zit; IGG treedt als adviseur op. In het kader van duurzaamheid wijst Djordy op de BREEAM-NL, een duurzaamheidskeurmerk voor gebouwen, waarin aspecten als afvalmanagement, energie- en materiaalgebruik worden beoordeeld en die ook een LCC-analyse voorschrijft.

In de LCC’s van IGG worden vele soorten kosten beschouwd, zoals investering, exploitatiekosten en sociale kosten. Externe effecten als winst en milieuopbrengsten zijn hierin niet opgenomen. Zoals Barry eerder ook al aangaf, moet de LCC gericht zijn op lange termijn ondersteuning. Daarbij komen onderwerpen aan de orde als slim onderhoud/vervanging en de vraag of het pand over 20 jaar nog flexibel is qua indeling, bijvoorbeeld door de wanden eruit te halen. Dit soort vragen worden bij de start van het project met de klant doorgenomen. Dit wordt gedaan door een aantal varianten vast te stellen, met verschillen in bouwmaterialen, energievoorziening en onderhoudsvereisten. Die varianten worden berekend voor de gehele levensduur, inclusief een gevoeligheidsanalyse voor verschillende aspecten en bieden dan een goede basis voor het gesprek met de klant hoe verder keuzes te maken. Djordy noemt de case van het HAUT project in Amsterdam, waar bleek dat de LCC voor hoofddraagconstructie geen verschil liet zien tussen de gekozen varianten. Daar kon eenvoudig worden aangesloten bij de projectvisie dat veel hout toegepast moest worden; de basis is daarbij beton met daarboven hout. Voor de gebouwschil bleek investering in triple glas in plaats van dubbel glas werkelijk het verschil te maken. Daarentegen was de keuze in de dichte delen van de schil niet onderscheidend, bleek uit de LCC. Verbazing wekte niet dat het advies uitkwam op het aanbrengen van PV-panelen op het dak en op de Zuid en Oost wand, vanwege de overvloedige zon daar. Wel zorgen de panelen op de wand voor extra onderhoudsinspanning vanwege de inverters en hebben de panelen invloed op de architectuur. Enkele zaken waar IGG Bointon de Groot zich verder ontwikkelt zijn uniformiteit in berekeningen, het ontwikkelen van een database waarin investeringen en exploitatiekosten direct worden gekoppeld, big data onderzoek, BIM 5D dat zich op kosten richt, en integraliteit. Bij die laatste noemde Djordy de WELL building standaard die zich op gezondheid richt. Zijn conclusie is dat het vak van de cost engineer daarmee ook steeds complexer wordt; hij of zij zal zich in steeds meer onderwerpen verdiepen en zal een soort spin in het web worden in het project. Klik hier voor de presentatie.

De laatste spreker was Marc Lentjes van Rijkswaterstaat. Hij is projectmanager van het stuk A27 tussen Houten en Hooipolder, dat vaak figureert in de file top 3 en dat vier bruggen heeft in slechte staat, te weten de Keizersveerbrug, de Merwedebrug, de Hagesteinbrug en de Houtensebrug. Het project om de bruggen aan te pakken heeft al een lange voorgeschiedenis, met een eerste verkenning uit 2002 met hoge geschatte kosten en een latere versoberingsaanpak dat nog steeds grote risico’s had. Het risico zat vooral in de instabiele scope omdat eigenlijk pas kan worden bepaald wat gedaan moet worden als de aannemer met de brug aan de slag gaat.

Om die reden is in 2016, in de week voor Kerst een studie “Heroverweging hergebruik grote bruggen” uitgevoerd. Dit was een intensieve studie, waarbij allerlei geselecteerde deskundigen hun agenda’s leeg moesten maken en op één locatie in Den Bosch werd gewerkt van 8 tot 18 uur. Daarbij is heel strak een procesgerichte aanpak gevolgd. Marc ondersteunde zijn presentatie met enkele sfeerbeelden van die week. Ook is de besluitvorming in de weken daarna, van goedkeuring rapportage tot besluit door Minister, goed voorbereid en zijn de verwachtingen gemanaged.

Doel was het reduceren van de projectcomplexiteit en het hebben van scopestabiliteit. Verder is van belang dat het onderzoek gedegen is en breed gedragen wordt, vandaar ook het verwachtingenmanagement. Duidelijke kaders zijn onontbeerlijk voor een pressure cooker sessie als dit, anders loopt de discussie vast. Daarom werden de bestaande uitgangspunten aangehouden en geen nieuwe afwegingen gemaakt. Wel konden een aantal vastgestelde nieuwe inzichten opgenomen worden. Verder zou de focus gericht zijn op het ‘Wat’ niet op het ‘Hoe’, hoe lastig dat voor sommigen ook is. Tenslotte het besef dat er geen tijd is voor nieuw onderzoek.

Voor de studie zijn vier scenario’s gebruikt. Daaronder het 0-scenario waarmee alle andere scenario’s worden vergeleken, en een toekomstvast scenario, waarmee wordt geanticipeerd op nog niet vastgestelde ontwikkelingen.

Nadat de kick-off al iets eerder was uitgevoerd is het team begonnen met fase 1, de Scan. Daarin werden afweegcriteria gezamenlijk vastgesteld. Ook werd het 0-scenario opgesteld, dat wil zeggen de brug zodanig versterken dat deze nog 30 jaar mee zou gaan. In fase 2, de Focus, werd per scenario de zogenoemde Trade-Off Matrix opgesteld. In de LCC’s is een termijn van 100 jaar aangehouden en is rekening gehouden met aanleg, onderhoud en grootschalige vervanging. In fase 3, de Act, zijn de scores gemaakt. Daar werd duidelijk wat onderscheidend was en welke keuzes gemaakt konden worden. Interessant was dat het toekomstvaste scenario voor de meeste bruggen voordelig uitviel. Het eindadvies was om drie van de vier bruggen te vernieuwen en alleen de Houtensebrug die van beton is te behouden. Daarmee kon het team doorstomen naar D-day, de delivery day, en vervolgens genieten van een mooie Kerst. Klik hier voor de presentatie.


2017

Contactbijeenkomst 23 november 2017

De roadmap voor vakbekwaamheid en competentie

Hoe moet de cost engineer zich tot zijn bedrijf verhouden? Wat wordt van hem of haar verwacht, nu en in de toekomst? En omgekeerd, hoe gaat het bedrijf om met de functie van cost engineer; waar wil het bedrijf heen en wat betekent dat voor de cost engineer? Op de laatste contactbijeenkomst in 2017 wilde de SIG CEMM ‘Cost engineering machinebouw en maakindustrie’ het publiek bijspreken over deze vragen. Het thema van de bijeenkomst was daarom ‘Cost engineer, compententies en maturity roadmap’.

 

De bijeenkomst begon feestelijk met de uitreiking van het Professional in Value Management certificaat aan Thera de Kramer door Anand Ramdien, de voorzitter van de SIG Value Management. Daarna nam DACE voorzitter Robert de Vries het woord en gaf een kort verslag van de bijeenkomst onlangs van het ICEC, het International Cost Engineering Council. Daar werden belangwekkende zaken behandeld zoals een nieuwe standaard contractvorm, gericht op samenwerking, en de initiatie van de ICMS coalitie, die wil komen tot internationale standaardisatie van bouwkosten. Over het ICEC is meer te lezen op www.icoste.org.

 

De eerste voordracht deze middag was van Ronald de Roos van Ydo. Hij focuste op de individuele competenties en vakbekwaamheid van de cost engineer. Alvorens dat te doen ging hij eerst in op twee aspecten die invloed hebben op de cost engineer: de bedrijfstypologie en de grondvorm van samenwerking. Een bedrijf kan getypeerd worden aan de hand van verschillende kenmerken. Is het bedrijf dienstverlenend of producerend? Wat is de complexiteit van de eindproducten? Is sprake van continue of van discrete productie? Wordt klant specifiek of niet-klant specifiek gewerkt, en daarmee samenhangend, wat is het KOOP, het klant order ontkoppelpunt? De cost engineer moet afhankelijk van het bedrijfstype weten wat er van hem of haar gevraagd wordt.

Bij het bepalen van de grondvorm van samenwerking is een glijdende schaal ontwikkeld van formeel (transactioneel) uitwisselen tussen twee partijen tot volledig delen. Daarnaast is er een schaal die de mate van gerichtheid laat zien op bestaande producten versus vernieuwen ofwel innovatie. Zo zijn verschillende grondvormen te ontwikkelen zoals servicegericht, ondernemend, verkennend en transactioneel, ofwel gericht op kosten en efficiency. Ook hier moet de cost engineer zijn weg zien te vinden.

Bij het proces in de maakindustrie van offerte, naar ontwerp, productie en instandhouding zijn verschillende rollen weggelegd voor de cost engineer. Het gaat dan niet alleen om de bekende zaken als het maken van de nacalculatie, de voortgang bewaken van kosten en uren, het opstellen van het realisatiebudget en het beheren van het kostenmodel. Ook is de cost engineer business partner bij contractdiscussies, technologiekeuzes, marketing en onderzoek. Als adviseur moet hij of zij soms richting geven of fungeert als geweten. Niet al deze rollen zijn altijd benodigd. Zoals gezegd dat wordt sterk bepaald door bedrijfstype en samenwerkingsvormen. Deze rollen zijn wat betreft benodigde competenties ook weer in te delen in profielen, bijvoorbeeld is men meer gericht op beheersing of is men flexibel? Is men meer intern of extern gericht? Ronald geeft aan dat deze indeling in de praktijk goed werkt en goed richting kan geven aan de ontwikkeling van de cost engineer, of deze zich in de breedte wil ontwikkelen of bijvoorbeeld juist wil specialiseren. Klik hier voor de presentatie.

 

De tweede spreker was Ronald Provoost, manager cost engineering van ASML. AMSL is voortdurend bezig om de eigen kracht en dat van de supply chain te onderzoeken en verbeteren. Was bijvoorbeeld tot voor kort de life cycle van een chipproductiemachine zo’n drie tot vijf jaar, door meer diversiteit in de machine aan te brengen is dat aanzienlijk verlengd. Dit type onderzoek past bij de visie van ASML om betaalbare micro-elektronica te produceren ter verbetering van de kwaliteit van leven.

 

Ronald werkt in de afdeling development en engineering en daar is zo’n zes jaar geleden het traject gestart om veel beter expliciet te maken waar verbetering nodig is. Dat wil zeggen, goed weten wát men moet maken en ook hóe dat gemaakt moet worden. Dat is gedaan door zowel functies als competenties te definiëren die benodigd zijn om een machine te bouwen. Daarbij wordt ook de toegevoegde waarde van partners betrokken zoals leveranciers en kennisnetwerken.

Functies worden bepaald door de specificaties van de machine. Op zich verandert de functiebeschrijving niet in de loop van de tijd, bijvoorbeeld de functie positionering in de machine van de zogenoemde wafer, de circa 30 cm grote schijf waaruit de chips worden gemaakt. Wat wel verandert is de onderliggende oplossing en de performance. Functies worden daarbij zo gedetailleerd mogelijk beschreven. Die functiebeschrijving is vervolgens ook goed te gebruiken in het gesprek met een klant. Zichtbaar wordt namelijk in welke functies kosten gaan zitten en zo komt men tot goede afwegingen om niet het ultieme te eisen. Bij functies wordt ook een technology roadmap van 3, 5 en 10 jaar opgesteld om per functie zicht op toekomstige ontwikkeling te houden.

Bij maakcompetenties gaat het om zaken als productietechnieken, supply chain, werkmethoden en materialen. Hier ligt de focus op robuustheid en efficiënte productie. Verbetering van technologieën en gebruikte materialen is daarbij van belang, maar ook continue verbetering in productie- en werkmethoden, uitvoeren van haalbaarheidsstudies en samenwerking met kennisinstituten. Ook maakcompetenties vinden hun plek op de roadmap.

Gebruik wordt gemaakt van het zogenoemde competence maturity model, waarbij niveaus 1 tot en met 5 doorlopen kunnen worden. Voor de cost engineer geldt bijvoorbeeld dat op niveau 1 alleen de basics van cost engineering bekend zijn. Op niveau 5 wordt compleet klantgericht gewerkt. Uiteraard zijn de te doorlopen niveaus afhankelijk van het werk dat men doet; de cost engineer zal bijvoorbeeld niet heel vaak direct met de klant te maken hebben en het hoogste te behalen niveau zal vaak lager zijn dan 5. Met dit model kan de ontwikkeling van competenties actief worden uitgevoerd en deze is daarmee ook goed te meten en te volgen.

De roadmap geeft het inzicht dat in de loop van de jaren bepaalde functies en competenties niet meer nodig zijn en dat andere aangeleerd moeten worden, en dat levert ook gezonde discussies op in het bedrijf bijvoorbeeld hoe werknemers zich het beste kunnen ontwikkelen. Klik hier voor de presentatie.

 

Als laatste sprak Patrick Strating van NTS Mecon. NTS is producent van hoogwaardige onderdelen zoals (opto)mechatronische systemen en 3D printsystemen. Bij de afdeling development & engineering wordt een aantal strategische competenties onderscheiden: het betreft naast system engineering en specifieke engineering competenties als optica en 3D printing, expliciet ook cost engineering met een grote nadruk op Value Engineering (VE) en DfX, ofwel Design for Manufacturing/Assembly/Testing.

De noodzaak voor die laatste twee, VE en DfX, in de hightech maakindustie is gelegen in de combinatie van een global playing field, hoge vereiste kwaliteit, kostendruk en snelle productlevenscyclus. OEM-bedrijven in deze sector zullen toenemend moeten focussen op innovatie en R&D. Met als gevolg minder op maakbaarheid, waardoor de behoefte ontstaat aan partners, zoals NTS, voor VE en DfX.

Patrick wijst op het belang om bij de start vanaf het concept ontwerp al goed betrokken te worden. In de hightech industrie zijn de ontwerpmarges klein en luistert maakbaarheid zeer nauw. De ervaren vakman/vrouw, die in een vroeg stadium aangeeft dat een bepaald gat niet zondermeer geboord kan worden in titanium is dan goud waard; dit is DfX aanpak in optima forma. Designkennis, vakmensen en ook vakmensen bij leveranciers bij elkaar brengen is dan van belang. Dit wordt het bloedvat/haarvaten model genoemd; gezamenlijk beoordelen waar kostenreductie mogelijk is. Patrick laat een Value Engineering voorbeeld van het co-design van een mechanische constructie zien waar vroege betrokkenheid heeft geleid tot tientallen procenten kostenreductie. Daar waar late betrokkenheid in het traject naar schatting hooguit 10-15% oplevert. Dit soort exercities gaat overigens niet alleen gepaard met flinke kostenreducties maar ook met verbetering van performance.

Binnen deze aanpak zijn verschillende kostengerelateerde functies te onderscheiden zoals de calculator, cost engineer, de value engineer en de DfX engineer. Deze hebben allen hun eigen profiel en afhankelijk van eigen competenties en gewenste ontwikkelingsrichting kan men zijn carrière pad kiezen. Klik hier voor de presentatie.

 

Peter van Sambeek van Vanderlande en voorzitter van SIG CEMM, sloot de dag af met het tonen van een roadmap van waar de SIG CEMM zich mee bezighoudt; met categorieën als gebruikte tools, benodigde training, frameworks, marketing en services. Dit model is waarschijnlijk ook in andere SIG’s c.q. sectoren toepasbaar, en hij nodigde de aanwezigen uit om met hem contact op te nemen om te bespreken in hoeverre deze onderwerpen ook leven, zodat van elkaar geleerd kan worden.

 


Contactbijeenkomst 28 september 2017

Closing the loop bij cost engineering

Het komt nog regelmatig voor bij projecten in de procesindustrie dat oorspronkelijke kostenramingen achteraf niet overeen blijken te komen met de echt gemaakte projectkosten, in sommige gevallen is zelfs sprake van uit de bocht vliegen. De SIG CEPI ‘Cost engineering in de procesindustrie’ bespreekt op zijn vergaderingen daarom regelmatig hoe betere kostenramingen zijn te maken en vooral hoe veel meer geleerd kan worden van eerdere ervaringen. In de derde DACE contactbijeenkomst in 2017 toonde de SIG CEPI een aantal van de ideeën die inmiddels zijn ontwikkeld.

Het thema van de bijeenkomst was closing the loop. Ofwel hoe kan worden gezorgd dat kennis uit het verleden adequaat ter beschikking wordt gesteld bij het opstellen van nieuwe ramingen?

Als eerste hield Fedde Tolman van Kiwa KOAC een toelichting over de evaluatie van ramingen. Alvorens op de evaluatie zelf in te gaan, behandelde hij enkele begrippen om de evaluatie beter te doorgronden. Zo maakte hij een onderscheid tussen taxaties en begrotingen. Taxaties betreffen bijvoorbeeld kapitalisatie in de markt en de handel zoals met huizenverkoop oftewel wat de gek ervoor geeft. Fedde richtte zich in zijn bijdrage op begrotingen. Om het even hoe die tot stand komen, bijvoorbeeld via parametrering, via analogie of via optelling van de som der elementen.

Verder werd gewezen op het probabilistische karakter van projectramingen. De AACE, Association for the Advancement of Cost Engineering, hanteert per industriesoort modellen welke spreiding in kosten voor iedere projectfase maximaal toegepast kan worden.

Om de vraag over evaluatie van ramingen te beantwoorden trok Fedde een parallel met de vraag wat een docent moet doen om een tentamen te beoordelen.

Allereerst moet duidelijk zijn welk doel de raming heeft. Zo kan deze bijvoorbeeld dienen om een managementbesluit te ondersteunen om wel of niet een investering te doen. Ander doel is dat deze dient om een project tijdens de uitvoering bij te sturen. Of bijvoorbeeld om afspraken te maken tussen partijen die betrokken zijn bij de investering. Bij dat doel moeten dan criteria worden vastgesteld die kunnen bepalen of de raming aan het doel voldoet. Veel gehanteerde criteria zijn bijvoorbeeld een heldere, eenvoudige structuur, volledigheid, de toegestane spreiding, de vereiste betrouwbaarheid maar ook zachte criteria zoals een helder communicatiemiddel richting stakeholders.

Als voorbeeld werd de toets getoond die Rijkswaterstaat hanteert om de kwaliteit van ramingen te beoordelen. Hiertoe worden 77 vragen doorlopen over 10 verschillende criteria zoals toetsbaarheid en onderkende risico’s.

Klik hier voor de stellingen.

Martijn Koster van Fluor gaf in zijn presentatie aan dat het goed managen van de project scope essentieel is voor adequaat cost management. Hij begon zijn bijdrage met de observatie dat het project nooit bouwt wat de cost engineer heeft begroot. Een grap die de rode draad van zijn betoog meteen duidelijk maakte. Hoe kan een onervaren cost engineer weten welke voetangels en klemmen de verdere ontwikkeling van het project van conceptual design via front end design naar detailed design nog zal ondervinden. Kan deze bijvoorbeeld weten dat voldoen aan de nieuwe zwavellimieten kan worden ingevuld met totaal verschillende technieken bij de bouw van een raffinaderij. Mogelijke technieken als fysieke separatie, thermisch kraken en hydrocracking hebben allen ook totaal verschillende kosten. Kan deze bijvoorbeeld ook weten dat als in het begin alleen maar bekend is dat de fabriek ergens in de USA wordt gerealiseerd, uiteindelijk totaal verschillende ramingen zullen volgen als deze in Louisiana wordt geplaatst of een paar honderd kilometer verderop in Port Arthur?

Ook een eenvoudig lijkende formule als ‘totale prijs = hoeveel x eenheidsprijs’ blijkt niet te kloppen. Grotere hoeveelheden geven enerzijds kwantumkortingen, anderzijds zijn er hogere indirecte kosten en er zullen aanvullende services nodig zijn.

Een ander probleem is de keuze van de licensor. Als later blijkt dat om allerlei redenen niet wordt gekozen voor de licensor die zijn proces op 30 bar maar op 60 bar heeft uitgelegd, dan zal dat grote invloed op de plantconfiguratie en de bijhorende kosten hebben. Martijn maakte duidelijk aan de hand van de roestvrij staal specificatie van een destillatiekolom en het wel of niet explosion proof zijn van de omkasting van elektromotoren, dat kosten zomaar uit de hand kunnen lopen. De cost engineer moet een spin in het web zijn en de project scope goed kunnen managen. Hij hoeft daarbij niet zelf alle technische kennis te hebben, maar moet wel intensieve samenwerking met engineers zoeken. Ofwel de springruiter hoeft ook niet zelf over de barrage te springen, maar moet een eenheid zijn met zijn of haar paard.

Aafje Jansen – Romijn van Cost Engneering Consultancy ging in op het belang van benchmarking. Hiermee kan de cost engineer echt zogezegd de cirkel sluiten ofwel close the loop. Belangrijk besef daarbij is dat benchmarken niet een activiteit is die ‘even’ aan het eind van het project gedaan kan worden. Achteraf nog vragen om allerlei gegevens bij de contractor terwijl die zijn werk afrondt, is niet de juiste manier. Ook zijn allerlei mensen bij afsluiting van het project alweer geplaatst op andere projecten zodat de focus op vaststellen van de benchmark niet vanzelfsprekend is. Aafje gaf aan dat benchmarken echt een proces is dat voortdurend gevolgd moet worden. Een goede structuur voor dit proces vereenvoudigt uiteindelijk de benodigde activiteiten.

Met de benchmark vergelijkt een bedrijf zichzelf met de besten in de industrie of met de best practices die er zijn. Het gaat dan niet alleen om beter te worden in kosten- en tijdbeheersing, maar ook om kwaliteit.

In haar betoog liet Aafje zien dat benchmarken start met het verzamelen van data van projecten uit het verleden. Dit kan op projectniveau maar ook gedetailleerder naar asset niveau zodat van een bepaalde range in tankgrootte bekend is wat de kosten zijn. Bij de uitsplitsing van de projectkosten moet het doel in het oog gehouden. Algemeen geldt dat voor haalbare uitsplitsingen moet worden gezorgd die nog wel bruikbaar zijn voor verder gebruik. Volgende stap is het analyseren van getallen en deze in presentabele vorm neer te zetten. Hier bestaan verschillende methoden zoals de bubble chart en de distribution view. Tenslotte moeten de gegevens worden ingebracht bij nieuwe kostenramingen. Daarmee wordt de cirkel in kostenramingen echt gesloten.

Bij de discussie na de presentaties kwam de vraag op hoe jongere cost engineers met hun doorgaans hoge opleiding geïnteresseerd te krijgen in de krochten van de project scope. Zodat ze ook zien wat een 10-tons kraan is en wat een 30m hoge destillatiekolom doet. Instructievideo’s op YouTube, meelopen met een turnaround, eerst 10 jaar buiten in het veld ervaring op doen, alle varianten kwamen aan de orde. De SIG CEPI heeft nog een mooie taak om dit te onderzoeken. 


Contactbijeenkomst 1 juni 2017

Value Management in complexe gebouwprojecten

In Nederland wordt Value Management veelvuldig en met succes toegepast in de GWW sector, met bekende opdrachtgevers als Rijkswaterstaat en Prorail. In de tweede DACE contactbijeenkomst in 2017 werd het licht dit keer geworpen op de toepassing in een andere sector, namelijk de Utiliteitsbouw. De vraag die de SIG Value Management en SIG High Complexity Buildings wilden voorleggen is of Value Management van nut kan zijn bij de bouw van stations, ziekenhuizen en fabrieken, met zijn veelheid aan eisen, randvoorwaarden, gebruikers en belanghebbenden.

Om die vraag te beantwoorden zijn op deze bijeenkomst een aantal middelen ingezet: een workshop, presentaties over praktische toepassingen en een discussie aan de hand van stellingen.

Als eerste hield Hein de Jong van Value FM een workshop, om de principes achter Value Management (VM) nog eens te verhelderen en de genodigden op het juiste niveau te brengen. Hierbij kwamen zaken aan de orde zoals kritisch zijn op teamsamenstelling om voldoende frisse blik te hebben, de zeven te doorlopen processtappen zoals de functieanalyse om het hoe-en-waarom achter het voorgelegde ontwerp helder te krijgen, de inzicht gevende kostenanalyse en de creatieve fase waarin geen idee te gek is. Tenslotte wees Hein op de VM grondslagen zoals het citaat All cost is for function van Larry Miles van General Electric en de centrale VM formule WAARDE = (FUNCTIE + PRESTATIE) / (KOSTEN).

IJ-gebouw in Amsterdam CS

Jan Schouten en Ruud Loeve van Arcadis lieten een praktische toepassing van VM zien in het Amsterdamse Centraal Station. Zij zijn betrokken bij de renovatie van het zogenoemde IJ-gebouw dat stamt uit de uitbreiding van het CS in 1924 en dat wordt gezien als een monument. Het toenmalige station was opgebouwd uit sporen voor passagiers, aan de kant van de huidige binnenstad, en voor goederen aan de IJ zijde. De goederenperrons waren opgenomen in dit IJ-gebouw. Het gebouw bestaat in feite uit een 300 m lange stalen constructie waarop de sporen steunen. Gebleken is dat renovatie nodig is bijvoorbeeld vanwege corrosie en lekkage en vanwege nieuwe wensen zoals een verbreed perron aan de IJ zijde. Het probleem is dat het IJ-gebouw compleet in het hart van het huidige CS ligt, onder de oude kap. Zonder hinder renoveren lijkt niet mogelijk, want het IJ-gebouw raakt vitale functies als de fietspassage, winkels, kabels en leidingen, technische en logistieke ruimten, perrons en een fietsenstalling. Het projectteam had hiervoor al een aantal varianten ontwikkeld, van complete vernieuwing tot herstellen van het oude. Allemaal met hun eigen voor- en nadelen, zoals veel hinder, perrons niet kunnen verbreden, aantasting monumentale status en hoge kosten. Het team wilde weten of het toch niet slimmer kon en startte een VM-studie met vele belanghebbenden en kennishouders waaronder specialisten van aannemers. Na de bekende VM processtappen zoals een uitgebreide informatieronde met rondleiding door de CS krochten en de functie-analyse, werd uit de kostenanalyse duidelijk dat veel euro’s gingen zitten in ‘collateral damage’. Ofwel tijdelijke voorzieningen om de verbouwing op te vangen en bestaande processen doorgang te laten vinden. De creatieve fase leverde een aantal ideeën zoals een verandering van de basisconstructie van wat intact kan blijven en wat vernieuwd wordt. Een ander idee was om een dedicated gebied voor kabels en leidingen en technische ruimten aan te wijzen, dus niet alleen als tijdelijke voorziening, maar ook als een goede investering voor de toekomst. Met deze ideeën op zak kan het projectteam verder om in goed vertrouwen het plan uit te werken.

 

Sanitair Schiphol SPA

Nienke van der Velde van Schiphol Group en Timme Hendriksen van Value FM lieten zien hoe de VM aanpak bij het vernieuwen van de toiletgroepen op Schiphol is uitgevoerd. Achtergrond voor deze vernieuwing is de rol die toiletten spelen in de passagiersbeleving van een luchthaven. Deze beleving wordt gemeten in de zogenoemde Airport Service Quality index ofwel ASQ. Schiphol wil een hoge ASQ score halen, vanwege de vooraanstaande en winstgevende positie die Schiphol als transferluchthaven heeft op de zakelijke markt en vanwege het belang van kwaliteitsbeleving voor deze markt.

Uit onderzoek blijkt dat toiletten een grote dissatisfier kunnen zijn, vanwege het niet schoon zijn, het onvoldoende rust geven en andere ongemakken. Investeren in toiletten is Schiphol daarom heel wat waard vanwege de hogere ASQ score.

Schiphol had al 3 jaar gewerkt aan een verbeterd concept met de introductie van een shaving zone, beauty zone, een family zone, de verbetering in materiaalkeuze en verlichting en de introductie van muziek en geur. Met recht kon het daarmee als Spa gemunt worden in plaats van een toiletgroep. Toiletten blijken zo ook van een dissatisfier omgeturnd te kunnen worden naar een satisfier.

De VM aanpak was hier anders dan doorgaans; het was niet de bedoeling om het nieuwe concept nog eens te verbeteren. Opgevallen was dat de kosten per m2 aanzienlijk hoger zijn dan de kosten van een gewone toiletgroep in het station en helemaal hoger dan die in een kantoorgebouw. De basisvraag voor de VM studie was daarom tweeledig: geeft dit concept value for money en zijn de hogere kosten te valideren c.q. zijn er technische verbeteringen?

Om met de eerste vraag te beginnen, uit VM analyse bleek dat ongeveer 25% van de kosten lagen in zaken als achterstallig onderhoud en ongeveer 20% in wat genoemd wordt contextkosten, of ‘collateral damage’ zoals Arcadis dat eerder noemde. Uitplaatsen en stilleggen van functies zoals een bagageband, security maatregelen, lawaai voorkomen overdag in de lounges en ‘s avonds in het hotel, verkeersmaatregelen, afzettingen etc. Een belangrijk besef op de luchthaven is dat je als project niet belangrijker bent dan al die andere processen. Al met al konden de hogere kosten van het Spa concept verklaard worden.

Wat betreft de tweede vraag zijn er ideeën opgekomen om bijvoorbeeld nog eens goed naar de stevige toiletdeuren te kijken vanuit brandveiligheidsperspectief. Een ander idee is om niet iedere Spa even luxe uit te voeren; op het eind van een pier kan deze wat minder zijn dan in de centrale lounges.

Klik hier voor de presentatie.

 

Discussie

De SIG teams hadden een vijftal stellingen voorbereid om een discussie op gang te brengen. De meeste reuring leverde de stelling dat bij VM de waarde van soft values, zoals uitstraling, marketing en emotie niet in geld is uit te drukken. Bij de start waren zeven het ermee eens en vijftien oneens. Een tegenstander roerde nog eens de VM grondslag van Miles aan: all cost for function. Een voorstander gaf aan dat bij de Erasmusbrug de iconische waarde nooit boven zou zijn gekomen in een VM studie. Iconische waarde is een uitdrukking van schaarste, niet het vervullen van een functie in een functie-analyse. En daarbij geldt dat voor het hoogste gebouw van de wereld de iconische waarde ook weer snel kan vervliegen. Daarop gaf een tegenstander weer aan dat je op zich in een VM studie in de creatieve fase wel ‘uitstraling’ als gidswoord mee kunt geven om ideeën op dat vlak te krijgen. Al met al leek de conclusie te zijn dat iconische waarde beter gezien kon worden als de visie of lef van een enkel persoon en veel moeilijker als iets dat van te voren is te bepalen.

                                                            


Contactbijeenkomst 16 maart 2017

Van potlood en tekentafel naar hololens en neurale netwerken: de opmars van digitalisering

De eerste contactbijeenkomst van DACE in 2017 richtte zich op de grote veranderingen die digitalisering teweegbrengt in engineering, bouw, productie, logistiek en onderhoud. Op uitnodiging van Young DACE belichtte Menno de Jonge van BAM de soms ongekende digitale ontwikkelingen in de bouw en infrastructuur. Maarten Zanen van Arcadis en Karel Horn van FrieslandCampina lieten zien hoe de toepassing van big data technieken nu al een grote verbeterslag in onderhoud van rails en productie en distributie van melkproducten tot stand heeft gebracht.

Eerst digitaal bouwen; daarna echt bouwen

Nog niet eens zo lang geleden werd in de bouw en infrastructuur alles nog met potlood en papier getekend. En vervolgens werden op de bouwplaats zelf grote A0 tekeningen gebruikt. Menno de Jonge van BAM liet zien dat die praktijk inmiddels voorbije tijd is en gaf een vergezicht van wat ons te wachten staat. Allereerst hebben digitale technieken het bouwproces zelf nu al veranderd.

De toepassing van 3D BIM bij het ontwerpen zorgt voor verbetering in coördinatie, clash detectie, logistiek en veiligheid op de bouwplaats. 4D BIM voegt de dimensie tijd toe ofwel de bouwplanning, waarbij inbreng van onderaannemers van belang is. In 5D BIM wordt ook estimating opgenomen, zodat hoeveelheden kunnen worden gegenereerd en beprijzen mogelijk is; de Duitse BAM bedrijven hebben hier een sprong gemaakt. 6D BIM trekt de functie door naar beheer en onderhoud, zodat de kennis die tijdens ontwerp en bouw is opgedaan een-op-een in het gebruik kan worden toegepast; een functie die BAM in de PPS projecten wil toepassen.
Ook de bouwplaats verandert. Daar worden tablets gebruikt en niet meer de grote A0 tekeningen. Helmen met specifieke sensoren en camera’s waarschuwen bij opkomend gevaar. Met behulp van Virtual Reality, in dit geval een hololens, kunnen bijvoorbeeld systeemplafonds of wanden worden geplaatst; het stappenplan, de instructies en de visualisering van wat gedaan moet worden, werkelijk alles wordt de werknemer getoond. Zo kunnen best practices veel eenvoudiger overgebracht worden.

Op de bouwplaats zelf wordt steeds minder gedaan. De productie vindt voornamelijk plaats in fabrieken onder gecontroleerde omstandigheden; geen onwerkbaar weer daar en veiligheid kan beter gecontroleerd worden. Op de bouwplaats worden vervolgens de modules geassembleerd.

Dit alles vereist wel een groei in volwassenheid, niet alleen in het eigen bedrijf maar ook in de supply chain met bijvoorbeeld onderaannemers. Menno liet zien dat hiervoor binnen BAM het programma Digital Construction wordt uitgerold dat in 2018 zijn beslag moet krijgen.

Naast het bouwproces wordt de digitalisering ook in het gebouw zelf toegepast met het technieken als smart devices, sensoren en smart community. BAM neemt hier een vlucht vooruit door in te spelen op het zogenoemde Internet of Things.

Gevraagd naar toekomstontwikkelingen ziet Menno de toepassing van drones, bijvoorbeeld om een bouwplaats initieel in te scannen of later ten behoeve van voortgangscontroles. Verder zijn er kansrijke technieken als 3D-printing, robotisering en computer generated design. Met die laatste techniek genereert een computer zelfstandig een meest ideaal ontwerp aan de hand van een aantal meegeleverde randvoorwaarden; dit leidt tot grote efficiëntie en kostenbesparing.

Deze digitalisering en de bijhorende potentie in productieverbetering zorgt ervoor dat de bouwbranche concurrentie krijgt uit onverwachte hoek. Net als Uber en Airbnb kunnen ICT-achtige bedrijven opstaan die kansen zien en veel sneller en meer agile de digitale revolutie in de bouw kunnen waarmaken.

Klik hier voor de presentatie van Menno de Jonge. 

Big data voor beter asset management

Maarten Zanen van Arcadis begon zijn presentatie met de vraag of het nieuw is, om met behulp van data-analyse tot slimmere uitvoering te komen. Daarbij gaf hij aan dat dit bijvoorbeeld in de sport al decennialang wordt gedaan. Recent voorbeeld is F1-coureur Max Verstappen die met zijn concept van ‘zuinig sturen’ de autosport verder brengt. Analyse van het asfalt, slijtage van banden, bochtvorm en minder sturen leidde tot een snellere koers met minder pit-stops.

Met de opkomst van big data technologie ziet hij ook een interessante ontwikkeling in de mogelijke toepassingen. Werd data vroeger gebruikt om achteraf te beschrijven wat is gebeurd, daar wordt data nu gebruikt om de diagnose te maken, door middel van vastgelegde data van de gebeurtenis via sensoren en andere middelen. De toekomst belooft nog meer. Data zal worden gebruikt om een voorspellend model van storingen op te stellen, waarmee preventief onderhoud kan worden geoptimaliseerd.

Hoe big data technologie asset management op een hoger plan kan brengen, liet Maarten zien aan de hand van een case bij Asset Rail, een van de vier onderhoudspartijen van Prorail. Het idee was dat met het onderhoud aan wissels veel te winnen was. Daarvoor werd van 400 wissels alle mogelijke data verzameld; niet alleen over de assets zelf zoals leeftijd en laatste storing, maar ook allerlei omgevingsfactoren zoals data over de grond, wie het onderhoud doet, het weer, beplanting in de buurt en grootte van de bladeren. Van deze data wordt ook de kwaliteit bepaald; iets wat essentieel is bij verdere verwerking. Vervolgens komt het big data crunching, met behulp van technieken als machine learning en neurale netwerken; een typisch werk voor de big data specialist. Dit levert een hele waslijst met nog niet bekende correlaties. Hier komt de (onderhouds)expert in zijn rol. Immers aan correlaties op zich heb je niets; het gaat om het ontdekken van de oorzaken.

Hiermee is uiteindelijk veel bereikt: minder storingen en de inspanningen veel meer gefocust daar waar de werkelijke problemen zitten.

Big data in productie en distributie

Karel Horn van FrieslandCampina presenteerde ‘de boerenmanier om met big data om te gaan’. Zo’n twee jaar geleden verschenen artikelen over welke gouden bergen met big data behaald konden worden; bij FrieslandCampina is men toen een pilot gestart bij de kaasproductie om te kijken of dat iets kon opleveren. Bij de kaasproductie is consistentie in kwaliteit van het eindproduct van groot belang en verbetering in de beheersing van die kwaliteit levert marktvoordeel op en een hogere prijs voor de melk. Bij FrieslandCampina werden al zo’n 80 parameters rond de kaasproductie om verschillende redenen vastgelegd, maar welke verbanden er bestonden was niet bekend. ‘Rijk aan data maar informatie arm’.

Deze 80 parameters uit allerlei verschillende bronnen werden verzameld in een grote Excel sheet en daarop werd de big data analyse uitgevoerd. Ook dit levert allerlei onbekende verbanden op, waarmee de proces- en productie-experts vervolgens aan de slag konden. Een voorbeeld betrof de vier machines voor wrongelbereiding; bij één wrongelbereider kon een verband worden gelegd met een lagere productkwaliteit. Na analyse bleek een toevoerleiding 10 cm langer te zijn dan bij de andere drie. Een goed voorbeeld dat het feit dat big data analyse niet stopt bij het vinden van correlaties; de achterliggende oorzaak moest hier met de procesexpert gezocht worden.

Een ander experiment betrof de distributie van babypoeder naar China. Met behulp van tracking/tracing data is een loyalty programma voor de Chinese consument opgesteld. Ook daarmee kan FrieslandCampina zich onderscheiden van de concurrent.

  


2016

Contactbijeenkomst 24 november 2016

Special Interest Group 'Planning' heeft de laatste contactbijeenkomst van DACE in 2016 verzorgd.

Van deterministisch naar probabilistisch plannen: moderne risicobeheering

De laatste contactbijeenkomst van DACE in 2016 had een hoog P-gehalte. Op uitnodiging van de Special Interest Group Planning belichtten Bram König en Joris Hoogerwerf de meerwaarde van Probabilistisch Plannen (PP). Rick Luschen liet zien dat bij Rijkswaterstaat PP integraal verankerd is in de methodiek Project Planning Infrastructuur (PPI).   
 

Planning is spiegel van project

Wat weet je van je project? Hoe zeker is de einddatum? Hoe is de doorlooptijd opgebouwd en welke kosten zijn er aan gekoppeld? Met deze vragen betrok Bram König van PrimaPlan Project Control zijn gehoor bij de problematiek van onvoorziene gebeurtenissen in de projectplanning. "Nog steeds worden de meeste projecten op basis van een deterministische planning opgezet en de risico’s en onzekerheden aan de hand van ervaringsfeiten (expert judgement) geverifieerd. Als zo'n planning structureel goed is opgebouwd, levert dat een betrouwbaarheid op van hoogstens 70 procent. Daar valt in deze tijd niet meer mee te leven, zeker als wederom een bijgestelde einddatum richting politiek, publiek en media moet worden gecommuniceerd. Hier helpt Probabilistisch Plannen ons verder. Daarbij is een degelijke projectbasis met een deterministische planning nog steeds het uitgangspunt, echter de impliciete contingencies/floats moeten verwijderd worden. Dan volgt de crux: de risico-analyse. Voor alle activiteiten worden (plannings)risico’s en hun kansen geïdentificeerd, met een expertgroep. Om er achter te komen waarin deze risico’s kunnen schuilen, zijn benchmarking en een technische diagnose probate instrumenten. Immers, risico’s kunnen liggen in de activiteit: welke zekerheid zit er in de calculatie; is er voldoende kennis van de scoop, enz. Maar ook in gebeurtenissen als weersinvloeden, politieke besluitvorming en technische onzekerheden. Deze risico’s worden vervolgens in een probabilistisch planningsmodel opgenomen. Door een planning probabilistisch (statistisch) door te rekenen, worden de effecten inzichtelijk gemaakt van risico’s en onzekerheden op de planning. Zo wordt het mogelijk met een grotere betrouwbaarheid een meest waarschijnlijke einddatum van het project te bepalen."

  

Onzekerheidsanalyse loont

Joris Hoogerwerf van Riskineering dook nog wat dieper in het uitvoeren van een onzekerheidsanalyse en hoe deze kan bijdragen aan de kwaliteit van de (project)planning. "Met behulp van een onzekerheidsanalyse kunnen benoemde onzekerheden aan een deterministische planning worden toegevoegd. Ik noem de haalbaarheid van mijlpalen, onzekerheden met de grootste invloed op de haalbaarheid, inzicht in verschillende mogelijke kritieke paden, zicht op trends en de onderbouwing voor de financiële prognose t.a.v. tijdgebonden kosten. Dergelijke kwantitatieve resultaten leiden in zijn algemeenheid tot beter onderbouwde beslissingen. Ook de communicatie tussen de verschillende teams wint erbij. Er ontstaat een gedeeld beeld van planning en onzekerheden, alsmede inzicht in oorzaak, gevolg en maatregelen. Voordelen die vooral van belang kunnen zijn bij projecten met veel interne of externe raakvlakken - bijvoorbeeld verschillende deelprojecten, aanpalende projecten - of waar nog keuzes gemaakt kunnen worden of waarbij hoge eisen gesteld worden aan projectbeheersing en verantwoording."

Donload de presentatie van Joris Hoogerwerf hier.

 

Planning halen doe je samen

Probabilistisch plannen wordt al meer dan 15 jaar toegepast bij grote infrastructurele projecten van Rijkswaterstaat (PPI). Dat vertelde planningconsultant Rick Luschen. "Als er één partij in ons land is die ervaring heeft met projecten met veel interne en externe raakvlakken - en dus ongekend veel onzekerheden en risico's - is het Rijkswaterstaat wel. Het is een van de redenen dat met een gestandaardiseerde planningsmethodiek wordt gewerkt. Risicomanagement neemt daarin een belangrijke plaats in. Brainstormsessies, risico-identificatie, -kwalificering en -kwantificering – ze zijn al door de vorige sprekers genoemd – leveren de input voor een risicodatabase; daarnaast worden bijhorende beheersmaatregelen ontwikkeld. Vervolgens worden in PPI-sessies risico's en beheersmaatregelen aan de planning geplakt. Een PPI wordt uitgevoerd door planners en risicomanagers. De meerwaarde zit in eenduidige analyses, meer projectsturings-mogelijkheden, betere ondersteuning van integrale projectmanagement teams, de beheersing van de uitvoering van raamovereenkomsten en in samenwerking met de markt."

De PPI-methodiek is dit jaar wettelijk vastgelegd als Handreiking PPI. Inschrijvers op projecten dienen een planningsnota op te stellen, opgebouwd uit een deterministisch en een probabilistisch deel, inclusief de resultaten van projectsimulaties volgens gangbare methodieken.  

netwerken presentatie
bijeenkomst  
bijeenkomst bijeenkomst

 


Contactbijeenkomst 29 september 2016

Op 29 september 2016 vond de gezamenlijke DACE/NVBK bijeenkomst: "Hoe functioneel specificeren, samenwerking en life cycle costing bijdragen aan succesvolle ontwikkeling van complexe gebouwen" plaats.

Special Interest Group ‘High Complexity Buildings (HCB) verzorgde deze derde bijeenkomst van 2016.

PPS-contracten bij complexe gebouwen - waar zit de meerwaarde?

Tijdens een gezamenlijke DACE/NVBK-bijeenkomst in het Nationaal Militair Museum te Soesterberg werd Life Cycle Costing (LCC) in relatie tot publiek-private samenwerking bouwkolom-breed belicht. De dilemma's en valkuilen leverden waardevolle input op voor de thematische onderzoeken van de Special Interest Group High Complexity Buildings (HCB) van DACE, organisator van de bijeenkomst. 

 

De leden van deze SIG HCB hebben de afgelopen periode gewerkt aan de thema’s Samenwerking in de bouwkolom, Functioneel specificeren en Life Cycle Costing. Marc Hengstmangers (Royal HaskoningDHV): "De werkgroep LCC heeft met zeven partijen gezocht naar overeenkomsten binnen ontwerp, realisatie en exploitatie van vastgoed. Het eerste dilemma kwam al snel langs: waar hebben we het precies over? Vallen kosten op het gebied van investering, gebruik, onderhoud en ontmanteling van vastgoed binnen LCC-begroten en hoe verhouden deze zich bijvoorbeeld tot Total Cost of Ownership? Om tot een eenduidige definitie van LLC te komen, zijn bronnen als de NEN 2699:2013, NEN-ISO15686: 2008 en BREEAM-NL geraadpleegd. Dit gaan we verder uitwerken en afstemmen met de normcommissie, CROW, DGBC (BREEAM) en RVOI."

 

"De werkgroep Samenwerken', zei Niels Vlieg (Schiphol Group), "richt zich met name op het beter gebruik maken van elkaars kennis, minder onduidelijkheden, het wegnemen van risico’s en begrip in de bouwkolom voor elkaars problematiek. Tussen de droom van 'kostprijs+marge > daar doe je het voor' en de praktijk ligt een wereld te winnen. Het traditionele programma van eisen voldoet niet meer. Daarom gaan wij ons verdiepen in P360, de nieuwe manier om ambities en eisen vast te leggen." Download zijn presentatier hier.

 

Winnie van Lierop (BAM): "PPS-projecten zijn al enige jaren een manier van aanbesteden. Maar waar zijn we eigenlijk mee bezig, kwam in de werkgroep Functioneel specificeren als vraag naar voren? Opdrachtgever en opdrachtnemer lijken vaak geheel verschillende 'talen' te spreken. Tegelijk moeten veel gegevens in korte tijd verwerkt worden. De diversiteit van partijen en de moeilijkheidsgraad leveren andere bijkomende problemen op. Vaak zijn de verantwoordelijkheden niet helder, worden er teveel risico's bij de aannemers gelegd en zijn de tenderkosten zeer hoog."  Download de presentatie hier.

Gelukkig zijn er veel wegen om zaken te verbeteren, meent ook Van Lierop. "De basis voor een robuust programma van eisen - P360 - ligt besloten in allereerst het vastleggen van de ambities van de opdrachtgever ten aanzien van de realisatie van een gebouw. Deze ambities worden dan vertaald naar eisen. De fysieke randvoorwaarden spelen daarbij een rol. Het expertteam binnen het project formuleert de eisen. Vervolgens worden ambities en eisen overgedragen aan andere partijen die een rol gaan spelen binnen het project. Bereidheid tot samenwerken en gelijkwaardige rollen aan zowel opdrachtgever- als opdrachtnemerzijde vergroot de kansen op een succesvol project. Alles draait echter om vertrouwen. Dat begint aan de koffietafel."

 

'Samenwerken in de bouwkolom lang niet altijd vanzelfsprekend'

Peter Eitjes (Rijksvastgoedbedrijf) lichtte diverse dilemma's toe aan de hand van het Rijkskantoor de Knoop Utrecht, een geïntegreerd PPS-contract met een looptijd van meer dan 20 jaar.

"Tegen deze achtergrond was het verstandig stevig te investeren in de samenwerkingsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, in de bouwwereld nog lang niet altijd vanzelfsprekend. Verandering begint met ambitie. Het succes van het project ligt besloten in het verwezenlijken van de ambities. Het project is alleen een succes als iedereen dit als zodanig beleeft. Aan wat je van de opdrachtnemer vraagt, moet je zelf ook willen bijdragen.

Naast focus op gebouw en prijs/kwaliteit is die op de relatie - duurzaam partnerschap en gastheerschap - misschien nog wel belangrijker. Het juiste beeld van elkaar krijgen, om maar één aspect te noemen, is daarbij een vereiste. Dat kan met het vastleggen van visie in een ambitiedocument, met speeddaten, interviews over de exploitatiefase, dialoog over gebouw en over samenwerking, over gunningscriteria en over samenwerking. Daarbij hoort ook de uitwerking van - hoe gek het ook klinkt - een conflictmanagementsysteem door in gesprek te gaan over standpunten, belangen en normen en waarden. Een geëigend instrument om spanningen te adresseren en tegelijk een middel om kosten te beheersen." Download zijn presentatie hier

Tot slot gaf Eitjes zijn gehoor de volgende tips mee: toon leiderschap, neem de opdrachtnemer consequent mee in de visie, geef het goede voorbeeld, beloon de samenwerking en maak het praktisch en herkenbaar. Als coalitie zul je voortdurend en consequent moeten blijven sturen op samenwerking."

 

'Aannemer is uit de tijd'

De gastlocatie, het Nationaal Militair Museum, stond centraal in de bijdrage van de derde spreker, Ton Fleuren (Heijmans Utiliteit). "In 2010 begon voor Heijmans de uitdaging om een, voor Nederland, nieuw museum te ontwerpen, realiseren, beheren en te exploiteren middels een PPS. Na een tender van ruim 1 jaar met twee concurrerende consortia verworven wij het DBFMO-contract (Design, Build, Finance, Maintain & Operate). Een museum is natuurlijk een apart gebouw. Zo vallen onder M&O kaartverkoop, onderhoud, horeca, schoonmaak, beveiliging, winkel, reserveringen, website, ICT, museale middelen en evenementen. Deze publieke activiteiten brengen een sterke onderlinge afhankelijkheid tussen opdrachtgever en opdrachtnemer met zich mee. Samen zijn we op weg gegaan, op verkenning zou je ook kunnen zeggen."

Voor Heijmans leek het contract interessant vanwege een nieuwe realiteit in de markt, met kansen & trends. "Aannemer is in dit verband uit de tijd. De groei naar dienstverlener met een langjarig contract met de klant en het opbouwen van unieke kennis waren belangrijke drijfveren", meldde Fleuren. "Aan de andere kant had opdrachtgever Defensie behoefte aan integrale oplossingen. Voor hen leverde deze aanbestedingsvorm kwalitatief een beter eindproduct en een unieke oplossing op. Ook het 'ontzorgen' door de looptijd van het contract (25 jaar) zag men als een meerwaarde."

Sinds de opening in december 2014 heeft het aantal bezoekers het streefgetal van 200.000 per jaar ver overtroffen. "Enerzijds zijn we blij verrast door de populariteit, anderzijds moeten sommige keuzes kritisch bezien worden. Daarnaast zijn bij de opdrachtgever interne veranderingen. Veel nieuwe betrokkenen, waarmee we de ambities blijvend moeten delen. Discipline is een cruciale randvoorwaarde voor deze manier van samenwerken. Gelukkig zien we dat de kracht van het ontwerp werkt. De PPS voor het Nationaal Militair Museum blijkt een unieke oplossing voor de ‘open’ vraag."

bijeenkomst presentatie

 

Sprekers museum

 


Contactbijeenkomst 2 juni 2016

Special Interest Groups ‘Value Management’ (VM) en ‘Cost Engineering Machinebouw en Maakindustrie’ (CEMM) verzorgden de tweede contactbijeenkomst van DACE in 2016.

 

 

 

 

 Contactbijeenkomst  SIG Young Professionals


Waarom investeren bedrijven als Philips, Royal FrieslandCampina, ASML en Fokker in Value Engineering?

In Nederland wordt VM wordt veelvuldig toegepast bij civiele projecten, met aansprekende resultaten. Grote infra opdrachtgevers als Prorail en Rijkswaterstaat hebben deze aanpak standaard in hun projectmanagementproces. In landen als Duitsland en USA is VM, Value Engineering, Value Analysis en ‘Wertanalyse’ een begrip in de "Machine en Manufacturing industry".

 Per Mans (Philips)  Theo de Graaff (Fokker)

 

 

 

 

 

 Hein de Jong (Value FM)  Paneldiscussie


Enkele vooraanstaande Nederlandse bedrijven in de M&M-industrie passen VE toe in hun designprocessen. 

Klik hier voor de presentatie van Theo de Graaff (Fokker)

De presentatie van Per Mans (Philips) is niet beschikbaar, maar wel een verwijzing met onderbouwing naar een eerder gepubliceerd werk met bijlage.


Contactbijeenkomst 17 maart 2016

Op 17 maart jl. vond de eerste contactbijeenkomst van 2016 in De Soesterduinen plaats.  Het thema van de bijeenkomst was: Design, Build, Finance and Maintain (DBFM); hoe een goede mix van D, B, F en M kan leiden tot een succesvol project.

Netwerken

Robert de Vries, Voorzitter

De laatste jaren wordt door de “grotere” overheden, zoals Rijkswaterstaat veel “complexe” projecten aanbesteed met behulp van DBFM (Design, Build, Finance and Maintain). Deze contractvorm biedt veel kansen voor het optimaal benutten van de kennis en kunde van de opdrachtnemers en tevens voor een goed beheersbaar project voor de opdrachtgever.

Binnen de GWW-sector kennen we het klappen van de zweep als het gaat om Bouwen en het deel Design. In deze themabijeenkomst werd dieper ingegaan op het onderdeel financiering en hoe we door het toevoegen van de onderhoudscomponent zoeken naar een optimale mix van investeringskosten en levensduurkosten. 
Deze balans tussen Investering, Financiering en Onderhoud werd in deze bijeenkomst vanuit verschillende perspectieven toegelicht, zowel van de zijde van de Opdrachtnemer als van de Opdrachtgeverszijde worden de ervaringen vanuit de projecten en hun visie op dit onderwerp gedeeld.

Het voorprogramma had als thema: "Synergie tussen Cost Engineering en Project Controls - Twee verschillende werelden" en werd door Martin van Vliet  van Cost Engineering Consultancy verzorgd. Klik hier om de presentatie te downloaden. 

Rob Peeters (Senior financieel economisch adviseur bij RWS) gaf de presentatie "De financiering van een project". Klik hier om de presentatie te downloaden. 

 

Rob Peeters 
RWS

Alexander Neumann 
Hochtieff PPP Solutions

Mark Wehrung 
Ballast Nedam

Alexander Neumann (Managing Director HOCHTIEF PPP Solutions Netherlands B.V.) gaf de presentatie "DBFM - Succesvol van aanbesteding tot handover". Klik hier om de presentatie te downloaden. 

Mark Wehrung (Manager Infrabeheer Ballast Nedam) gaf de presentatie: "Het DBFM-spel vanuit EPCM perspectief". Klik hier om de presentatie te downloaden. Na de presentaties werd een paneldiscussie gehouden en de contactbijeenkomst werd met een netwerkborrel afgesloten. 

 


Contactbijeenkomst 26 november 2015

Op 26 november jl. vond de laatste contactbijeenkomst van 2015 in De Soesterduinen plaats. Het thema van de bijeenkomst was: 'Is contract synoniem voor conflict? - De verdeling van risico's’

 Contactbijeenkomst

Bas van Schouwenburg
(Conway Advocaten)

Hoe gaan we om met risico's in contracten? Waar legt u uw risico's bij het uitbesteden van werk? Heeft u inzicht in de gevolgen en werkelijke kosten van het al dan niet doorschuiven van de risico's naar opdrachtnemers? Er blijkt regelmatig verschil te zijn tussen de mooie contracting-strategie en de weerbarstige praktijk. Er ontstaan verschillen van inzicht in wat de scope wel/niet bevat, wie verantwoordelijk is om e.e.a. alsnog voor zijn rekening te nemen. Soms leidt dat zelfs tot geschillen en claims, met vertraging en stagnatieschade tot gevolg. Bij complexe zaken komt men er soms niet zelfstandig uit en zijn mediators en advocaten nodig om de disputen op te lossen. In het ergste geval kan het uitmonden in arbitrage om de zaak te settelen.

Contactbijeenkomst Uitreiking DACE Pricebooklet
31e editie

Tijdens deze contactbijeenkomst kwamen opdrachtgevers en opdrachtnemers uit verschillende sectoren hun visie geven op het afdekken van risico's in samenwerkingsverbanden en contracten en de werkelijke kosten die daarmee gemoeid zijn bij de oplevering van het project. Ook kwam een ervaren advocaat aan het woord om inzicht te geven in het voorkomen en oplossen van geschillen bij projecten.
 

Wop Schat (RWS) en 
Carlo Kuiper (OpenIJ)
Robert de Vries (Stork)

Wop Schat (RWS) en Carlo Kuiper (OpenIJ) gaven een presentatie over de ‘Nieuwe zeesluis in IJmuiden’. De nieuwe zeesluis bij IJmuiden biedt ruimte voor de ontwikkeling van de Amsterdamse havenregio en is tegelijk een onderdeel van de primaire waterkering. Een belangrijk, complex en risicovol project. En daarmee: Voor welke aanbestedingsstrategie is gekozen en hoe is de risico- allocatie? Hoe kijkt de Opdrachtnemer naar deze vraagstukken en hoe heeft hij dit verwerkt in zijn aanbieding?

Contactbijeenkomst  Contactbijeenkomst

 

Het voorprogramma had als thema: 'Functionaliteitgericht ramen in de vroege projectfase' en werd door Dennis Monnickhof (Witteveen + Bos) gepresenteerd. 

Klik hier voor de presentatie:'Functionaliteitgericht ramen in de vroege projectfase' van Dennis Monnickhof (Witteveen + Bos).
Klik hier voor de presentatie: ‘Het conflict is daar. Wat nu?’ door Bas van Schouwenburg (Conway Advocaten).
Klik hier voor de presentatie: ‘Risico’s toeschuiven of gewogen verdelen?’ door Jan-Gerd van Senden (OwlConsultancy)
Klik hier voor de presentatie: ‘Nieuwe zeesluis in IJmuiden’ van Wop Schat (RWS) en Carlo Kuiper (OpenIJ) 
Voor het verslag van deze contactbijeenkomst klik hier


Contactbijeenkomst 24 september 2015

Op 24 september jl. vond de derde contactbijeenkomst van 2015 in De Soesterduinen plaats. 
Het thema van de bijeenkomst was: 'Parametrisch ramen in de praktijk’

Contactbijeenkomst Contactbijeenkomst

Bij het ramen van de kosten van complexe projecten kan goed gebruik gemaakt worden van kostengegevens van eerdere projecten. Een parametrische analyse levert een snelle raming in een fase van het project waarin gedetailleerde gegevens nog niet beschikbaar zijn. Bij een parametrische analyse wordt een kostenmodel ontwikkeld waarbij een statistische relatie ontstaat tussen kosten uit het verleden (historische data) en één of meer fysische grootheden.

Joachim Schöffer (4Cost GmbH) René Berghuijs (NCIA) 

Zo ontstaat op wiskundige basis een Cost Estimating Relationship (CER) die gebruik kan worden voor toekomstige projecten. Dit klinkt mooi in theorie, maar hoe is dat in de praktijk. Welke problemen kom je tegen als je een parametrische raming wil maken en hoe ga je daarmee om.
 

Joost de Vries (To Interface) Joost de Vries (To Interface)

Het voorprogramma had als thema: 'Semi parametrisch begroten van alle vaarwegviaducten in NL’ 

Contactbijeenkomst Paneldiscussie 
Robert de Vries (vz. DACE) Contactbijeenkomst

Klik hier voor de presentatie ‘Parametrisch ramen bij Rijkswaterstaat’ van Joost de Vries (To Interface)
Klik hier voor de presentatie ‘Introductie Parametrische Analyse en Parametrisch Ramen’ van René Berghuijs (NCIA) 
Klik hier voor de presentatie ‘Parametric Estimating for Machining & Production’ van Joachim Schöffer (4Cost GmbH)
Klik hier voor de presentatie 'Landelijke kaders vaarwegen' van Marc Heijster (Arcadis) & Christian Beltman (Arcadis) 


Contactbijeenkomst 4 juni 2015

Op 4 juni jl. vond de tweede contactbijeenkomst van 2015 in De Soesterduinen plaats.
Het thema van de bijeenkomst was ‘The Future of Project Management & Project Controls’

contactbijeenkomst Robert de Vries (vz. DACE)

De ontwikkelingen in het vak Projectmanagement en Cost Engineerging staan niet stil. Projecten worden complexer, stakeholders veeleisender en de teams werken steeds meer verspreid over de wereld. Ondertussen barsten wij van de procedures, tools, best practices, overvloed aan informatie & data en continue druk om projecten goedkoper en sneller op te leveren.

prof. Hans Bakker (TU Delft)
 

Hoe houdt de projectleider stand? Wat is de rol van zijn rechterhand, de Project Controls Manager, nu en in de toekomst? Op 4 juni kon u luisteren naar door de wol geverfde experts uit de procesindustrie en infrasector op de DACE contactbijeenkomst.

Project Management 2025: Next Practices

Projectmanagement als onafhankelijke discipline bestaat pas ongeveer zestig jaar. Al die jaren is er geprobeerd de project prestaties te verbeteren onder andere door middel van het doorgeven van best practices. Helaas slechts met gering resultaat, want 40 tot 60 % van de projecten voldoet nog steeds niet aan de vooraf gestelde criteria. De vraag die we ons hier nu stellen is wat zijn de "next practices" waar de project manager, de project controls manager en de cost engineer zich op moeten gaan richten om meer succesvol te zijn. 

Yke Norg (RWS) Anton van der Steege (Fluor)
 

De rol van de cost engineer is door de loop van jaren behoorlijk aan verandering onderhevig. Waar zijn we ooit begonnen, waar staan we nu en hoe ziet de toekomst er voor de cost engineer uit?
De veranderende project omgeving, steeds meer mega-projecten zich afspelend op een wereldtoneel, vragen ook een veranderende rol van de cost engineer. Verdergaande automatisering en integratie van project data spelen daar ook een belangrijke rol in.

Anton van der Steege (Fluor)
 Paneldicussie
 

Infra projecten worden steeds complexer. System Engineering en System Integration zijn belangrijke pijlers. Maar hoe houdt je als projectmanagement van de opdrachtgever met een steeds kleiner wordend team koers en focus terwijl het stuur in handen is bij de opdrachtnemer. Goede voorbereiding met ondersteunende tooling en een gedegen inkoopfilosofie is cruciaal.

Het voorprogramma had als thema: ‘Functionaliteitgericht ramen in de vroege projectfase’

Robert de Vries (vz. DACE) met het boek 'Management of Engineering Projects - People are Key'  Signeersessie prof. Hans Bakker (TU Delft)
 Afscheid Timme Hendriksen bestuur DACE  Anand Ramdien (voorzitter SIG VM) overhandigt Timme Hendriksen Value Management bokaal
 

Klik hier voor de presentatie ‘Integraal projectmanagement bij complexe infraprojecten door de bril van de opdrachtgever’ van Yke Norg.
Klik hier voor de presentatie ‘Project Management 2015: Next Practices’ van prof. Hans Bakker.
Klik hier voor de prsentatie ‘Evolutie van Project Controls; de Cost Engineer 2.0’ van Anton van der Steege. 


 

Contactbijeenkomst 19 maart 2015
 

Op 19 maart  jl. vond de eerste contactbijeenkomst van 2015 plaats in Hotel Breukelen. Deze werd verzorgt door de Special Interest Group “Grond- Weg en Waterbouw” (SIG GWW) 
Het thema van de bijeenkomst was “Financiële kant van civiele projecten: Wat doet een opdrachtgever/budgethouder nu met onze ramingsinformatie?”

Contactbijeenkomst Paul van Eulem (MTBS)

Met dit thema heeft SIG GWW de deelnemers van DACE kennis laten maken met één van de aspecten van het kostenramen binnen de GWW, maar vooral werd er met elkaar in gesprek gaan.

Ron Vreeker (Arcadis) Ron Vreeker (Arcadis)

Op deze bijeenkomst hebben drie spelers uit de Infrastructuur u meegenomen in de financiële kant van projecten. Als eerste heeft Ron Vreeker u laten zien hoe ramingen gebruikt worden in Maatschappelijke Kosten Baten Analyses (MKBA) en hoe MKBA kan bijdragen aan besluitvorming van projecten.

Contactbijeenkomst Contactbijeenkomst

Hierna werd nader ingegaan op de financiële haalbaarheid van grote infrastructurele projecten. Welke informatie van u als kostenadviseur is van belang voor een sluitende Businesscase en hoe gaat een financiële instelling om met onzekerheden binnen het project.

Contactbijeenkomst Renee Mellaard (HWBP)

Als derde spreker nam Renee Mellaard de deelnemers mee in de projectbeheersing van het hoogwaterbeschermingsprogramma. Dit programma is het meest omvangrijke programma dat momenteel - en in de komende jaren - op watergebied wordt uitgevoerd, als onderdeel van het Deltaprogramma. Specifiek werd ingegaan op hoe ramingsinformatie hem heeft geholpen om het project beheersbaar te maken en te houden.

Contactbijeenkomst Paneldiscussie

Klik hier voor de presentatie “Maatschappelijke kosten Baten Analyse” van Ron Vreeker.
Klik hier voor de presentaties “Hoe gaat een financier met ramingsinformatie om” van Paul van Eulem.


 

Contactbijeenkomst 27 november 2014

Op 27 november vond de vierde contactbijeenkomst van 2014 plaats in Hotel Breukelen. Deze werd verzorgt door de jongste Special Interest Group van DACE, Cost Engineering Machinebouw en Maakindustrie oftewel SIG CEMM. 
Het thema van de bijeenkomst was “Cost en functionaliteit: wat kunnen procesindustrie, infra en maakindustrie van elkaar leren?”  .

Om machines in Nederland te blijven ontwikkelen zijn een scherpe kostencalculatie, professionele begrotingsmethodieken en Value Engineering nodig om de wereldwijde concurrentie een stap voor te blijven. Er wordt wel gesproken over een Vierde Industriële Revolutie (Industry 4.0). Dit heeft onder meer tot gevolg dat de eisen, de complexiteit en de implementatiesnelheid van nieuwe machines en systemen toeneemt, zonder dat prijzen verhoogd mogen worden. Dit soort ontwikkelingen spelen ongetwijfeld ook in andere sectoren, zoals infra (denk aan DBFMO contractvorming) en procesindustrie.


 

 
 Ronald de Roos (Ydo)  Panaldiscussie

SIG CEMM presenteerde zich met deze bijeenkomst aan de andere deelnemers van DACE. Bovendien greep zij deze bijeenkomst aan om van elkaar te leren als het er om gaat hoe de Cost Engineer een bijdrage kan leveren aan het tackelen van die (wereldwijde) ontwikkelingen.

 
 Contactbijeenkomst  Ronald Provoost (ASML)  Jan Verbeek (ADSE)
 

Op deze bijeenkomst hebben twee spelers uit de maakindustrie hun visie gegeven op de onderwerpen “Ontwikkelingen in de maakindustrie” en “Design to Cost”. Onder het thema “Kosten & Functionaliteit” werden daarna in een interactieve sessie de resultaten getoond en besproken van de enquête van de werkgroep “Design-to-Cost” van de SIG CEMM. In deze sessie werd verkend wat de bedrijven in de machinebouw en maakindustrie met elkaar gemeen hebben, en waar dus synergie te vinden is, en waar ze van elkaar verschillen – waar dus van geleerd kan worden. Daarnaast werd in de paneldiscussie aandacht besteed aan de vraag waar gezamenlijke leerpunten zijn te vinden tussen de verschillende sectoren/branches.

In het voorprogramma presenteerde Robert de Vries, voorzitter DACE de highlights van het ICEC 2014 World Congress dat op 20 t/m 22 oktober in Milaan werd gehouden met het thema "Re-Engineering Total Cost Management".

Presentaties
- “Industry 4.0 en gevolgen voor Cost Engineering in de maakindustrie” - Ronald de Roos (Ydo) klik hier om de presentaties van Ronald de Roos te downloaden. 

-  “Applying Cost Engineering for cost effective design engineering at ASML” - Ronald Provoost (ASML) 
   Klik hier om de presentatie van Ronald Provoost te downloaden.

-  “Design to Cost” - Jan Verbeek (ADSE)

Voor het verslag van de contactbijeenkomst klik hier.


 

Contactbijeenkomst 25 september 2014

Op 25 september vond de derde contactbijeenkomst van 2014 plaats in Hotel Breukelen. Het thema van de bijeenkomst was "De rol van de kostendeskundige bij High Complexity Buildings" .

Paneldiscussie Contactbijeenkomst

Voorafgaand aan de bijeenkomst vond een voorprogramma plaats: Workshop SSK “Alles zelf doen is optellen, delen is vermenigvuldigen”.

Bij complexe gebouwen denken wij o.a laboratoria/R&D centra, cleanrooms, ziekenhuizen, datacenters, hygiënische productiegebouwen voor pharma en food, hoofdstations en luchthaventerminals. Allemaal gebouwen met een hoge complexiteit en veel geavanceerde installaties en systemen. Dit vergt vanaf het opstellen van het programma van eisen t/m realisatie de betrokkenheid van veel partijen. Vaak zijn dit zeldzame en unieke projecten voor de opdrachtgever, waarbij (de) business case, programma van eisen/scope bepaling, life cycle costing, kostenkentallen, contractvormen en kostenbeheersing een extra uitdaging zijn. Is hier een speciale rol voor de cost engineer / kostendeskundige weggelegd?

Wienie van Lierop (BAM) Jan Schouten (Arcadis)
 
 

De deskundigen deelden hun aanpak en dilemma’s met u voor drie uiteenlopende complexe gebouwen:

Allereerst kwamen Wienie van Lierop en Robin van Es van BAM aan bod. Zij vertelden over de complexiteit van de bepaling van de kostprijs bij een ziekenhuis vanuit het gezichtsveld van de aannemer.

Vervolgens heeft Jan Schouten, Senior Projectmanager Stations & Transfer Arcadis, ons ingewijd in de bouw van een centraal station. Het moderne station is een knooppunt van verkeer met een flow van bewegingen in verschillende snelheden. Het is niet alleen een begin- en eindpunt van reizen maar ook de toegangspoort van de stad. Een gebouw met complexe vraagstukken op gebied van ontwerp, techniek en uitvoering, welke vraagt om een multidisciplinaire aanpak om te zorgen voor veilige, comfortabel en duurzame oplossingen die technisch en financieel haalbaar zijn!

Niels Vlieg (NVBK) Contactbijeenkomst
 
 

Tot slot kwam Roel Maas, Sr. Cost Engineer & Estimator bij Tebodin. Hij heeft veel ervaring in pharma en food projecten. In een omgeving waar patenten aflopen, zijn nieuwbouw en renovatie projecten binnen de pharma voornamelijk tijdsgebonden. Maar wat als de balans omslaat en kosten belangrijker worden! Hoe gaat een Cost Engineer daarmee om van initiatief tot oplevering en welke valkuilen moet hij vermijden.

Roel Maas (Tebodin)

Onderstaand kunt u de getoonde presentaties downloaden:
- Jan Schouten (Arcadis), 'Bouw en exploitatie van een centraal station, kostenbepalende componenten en de rol van de kostendeskundige” .
- Wienie van Lierop en Robin van Es (BAM): “Bepalen van de kostprijs bij een ziekenhuis, vanuit het gezichtsveld van de aannemer”

Klik hier voor het verslag van de contactbijeenkomst.


Contactbijeenkomst 5 juni 2014

Op 5 juni vond de tweede contactbijeenkomst van 2014 plaats in de Soesterduinen. Het thema van de bijeenkomst was "Wat is de meerwaarde van Probabilistische Risisco Analyse” .

Voorafgaand aan de bijeenkomst vond een voorprogramma plaats “Effectieve kostenbeheersing door procesbeheersing” welke werd gefaciliteerd door Michael Taen en Annemiek Lengs van CRAFT Lean Management.

Dit kan met Lean! Lean is een verzameling van technieken welke ook voor u vele voordelen kent.
Versnellen van werkprocessen geeft ruimte om te focussen op de belangrijke elementen, terwijl de kwaliteit behouden blijft.
Om Lean te leren moet je Lean doen!


Contactbijeenkomst

Contactbijeenkomst


Fedde Tolman (KOAC-NPC)

Probabilistische Risico Analyse is een belangrijk en boeiend vakgebied dat antwoorden geeft op vragen, maar ook weer vragen oproept. Eén van die vragen waar we binnen SIG PRA mee bezig zijn is: Wat is de meerwaarde van PRA? En is dat voor iedereen hetzelfde of verschilt dat per rol en/of functie?

Stemkastjes sessie

Stemkastjes sessie

Stemkastjes sessie

In de contactbijeenkomst van 5 juni a.s. werden ervaringen en ideeën hierover gedeeld en werd de vraag op interactieve wijze verkend. Deze contactbijeenkomst is een opstap naar een workshop over PRA geweest, die we in het najaar zullen organiseren en waarin dieper op het gebruik van PRA zal worden in gegaan en verschillende methodieken met elkaar worden vergelijken.

Stemkastjes sessie

Contactbijeenkomst

SIG PRA

Tevens vond tijdens de bijeenkomst de lancering van het DACE Price Booklet 30e editie plaats.

Lancering DACE Price Booklet 30e editie

Niels Witten (BIM Media)(rechts) overhandigt eerste exemplaar Price Booklet aan Robert de Vries (vz. DACE)

DACE/BIM Media

Tijdens de bijeenkomst werden twee presentaties gehouden: 
- Fedde Tolman (KOAC-NPC) - Inleiding over PRA. Klik hier voor de presentatie.
- Bas Bloemers (Ballast Nedam) en Arno Willems (Iv-Infra) - “Hoe kun je de meerwaarde van PRA bepalen?"

De bijeenkomst werd afgesloten met een netwerkborrel.
 

Contactbijeenkomst 20 maart 2014

Op 20 maart vond de eerste contactbijeenkomst van 2014 plaats in de Soesterduinen. Het thema van de bijeenkomst was "De rol van Cost Engineer door de keten heen".  
 

Contactbijeenkomst  Olaf van der Sloot (Dow)


Welke (cruciale) rol speelt de Cost Engineer (CE) in z'n bedrijf? Wat is zijn plaats in de organisatie? Hoe zorgt hij voor een betrouwbare raming/investeringsbegroting? Hoe brengt hij de risico's in kaart en vertaalt dit alles in een realistisch budget dat hij efficient kan bewaken? Welke tools heeft de CE ter beschikking en hoe ziet zijn voortgangsrapportage eruit? Hoe gaat men om met change-orders? Een CE bij een Asset Owner heeft een ander "speelveld" dan de CE bij een aannemer. Een aannemer of leverancier heeft vaak minder flexibiliteit m.b.t. budget en planning.
 

Olaf van der Sloot (Dow) Contactbijeenkomst


Op de contactbijeenkomst waren twee Asset Owners om een kijkje te geven in hun Cost Engineering/Estimating wereld. De ene Owner heeft een lange CE traditie (Dow) en bij de ander (FrieslandCampina) is deze functie volop in opbouw. Ook de rol van een CE bij een General Mechanical Contractor (Fabricom) kwam aan bod. Tot slot was er een paneldiscussie waarbij ook een CE van een ingenieursbureau (Fluor) aanwezig was om zijn visie te geven en vragen uit de zaal te beantwoorden.
 

Boudewijn Smolders (FrieslandCampina)  Jan Kleinepier (Fabricom)


Voorafgaand aan de bijeenkomst vond een voorprogramma plaats, waarbij Bart van Bussel (Algemeen Directeur Infram/Manager contracting en realisatie Project Zuidasdok): een presentatie gaf over “Kostenraming: van stoorzender naar steunzender”

Tijdens de bijeenkomst werden drie presentaties gehouden:

- Olaf van der Sloot (Dow): “De rol van Project Controls binnen Dow”
- Boudewijn Smolders (FrieslandCampina): "Wat brokkelt de cost engineer in de melk bij FrieslandCampina?" Klik hier voor de presentatie
- Jan Kleinepier (Fabricom): "De rollen van de Cost Engineer bij Cofely Fabricom, twee werelden"
 

Paneldiscussie Netwerkborrel


De bijeenkomst werd afgesloten met een netwerkborrel.


Contactbijeenkomst 28 november 2013

Op 28 november vond de laatste contactbijeenkomst van 2013 plaats in Hotel Breukelen. Het thema van de bijeenkomst was "Best Value for Projects". Dat het onderwerp aansprak onder de deelnemers bleek uit de hoge opkomst.

Voorafgaand aan de bijeenkomst vond een voorprogramma plaats, waarbij Erik Tempels (Tempels Bouwadvies) een presentatie gaf over LCC bij RWS.

Geslaagde Value Management cursisten Gloria van Ewijk, LIFE Training Coaching & Advies

Deze contactbijeenkomst werd iets anders ingevuld dan gebruikelijk. Drie personen gaven een TED talk, waarna er twee workshoprondes plaatsvonden.
Timme Hendriksen en Koen Schmitz zette eerst de aanwezige geslaagde Value Management cursisten in het zonnetje en overhandigden hen de certificaten.

Theo Heida, Procap Maarten de Wilde, ProRail

Alf Smolders (ProRail) startte met zijn TED talk over “Best Value Procurement”. Best Value Procurement wordt steeds meer gedaan, maar waar zit nou de essentie. Tijdens de TED talk werd het publiek geënthousiasmeerd om BVP zoveel mogelijk in projecten toe te passen.
Gloria van Ewijk (LIFE Training Coaching & Advies) gaf een TED talk over “Value Based Pricing”. Zij maakte het publiek nieuwsgierig naar een value based business model met een value based prijsstrategie en ging hier in haar workshop dieper op in.
Theo Heide (Procap) vertelde in drie minuten wat de essentie is van Value Engineering. Wat VE kan betekenen voor uw project, waarom het waarde kan opleveren en wat het zo waardevol maakt.

Contactbijeenkomst Contactbijeenkomst

Maarten de Wilde (ProRail) startte de eerste workshopronde en liet zien, naar aanleiding van de TED talk van Alf Smolders, hoe BVP zoveel mogelijk in projecten toegepast kan worden.

Contactbijeenkomst Hein de Jong, Value FM

Gloria van Ewijk ging tijdens de tweede workshopronde dieper in op haar TED talk over de value based business model met een value based prijsstrategie. Het publiek werd in actie gezet en werd in tweetallen tegenover elkaar gezet om te brainstormen over een drietal stellingen die Gloria gaf. Na elke stelling werd er gewisseld van plaats. Het publiek was enthousiast en er werd volop gebrainstormd!

De bijeenkomst werd afgesloten met een netwerkborrel.
Klik op de desbetreffende presentatie om deze te downloaden:
Value Based Pricing - Gloria van Ewijk (LIFE Training Coaching & Advies)
Best Value Projecten - Maarten de Wilde (ProRail)
Best Value Procurement - Alf Smolders (ProRail)

  Op 28 november 2013 heeft Gerard Filé afscheid genomen als bestuurslid van DACE en als voorzitter van de SIG GWW.

Jacqueline Schlagwein is geinstalleerd als nieuwe DACE bestuurslid en voorzitter SIG GWW.

Contactbijeenkomst 19 september 2013

Op 19 september vond de derde contactbijeenkomst van 2013 plaats in de Soester Duinen. Het thema van de bijeenkomst was "Design to Cost".

Contactbijeenkomst Wim Witte, Shell

Voorafgaand aan de bijeenkomst vond een voorprogramma plaats, waarbij Ton de Vries (Rijkswaterstaat) een pilot gaf over Zeeland omtrent samenwerking in de keten GWW.

Kees Vermeij, Ballast Nedam Kees Vermeij, Ballast Nedam en
Robert de Vries, voorzitter DACE

Tijdens de bijeenkomst werd een drietal presentaties gehouden:

Contactbijeenkomst Robert de Vries, voorzitter DACE,
Goof Pruijsen, I4value en Wim Witte, Shell

De bijeenkomst werd afgesloten met een netwerkborrel.
De presentaties van Goof Pruijsen en Kees Vermeij kunt u downloaden door op de naam van de presentator te klikken. 

Contactbijeenkomst 30 mei 2013

Levendige discussies tijdens DACE/NVBK bijeenkomst
Deze discussies werden gevoerd tijdens de door DACE en NVBK gezamenlijk georganiseerde bijeenkomst in De Soester Duinen op 30 mei jl. Het thema van de bijeenkomst was “Asset Valuation”. Dat het onderwerp aansprak onder de deelnemers bleek uit de hoge opkomst.

Jim van Burk, SPIE en
Ko des Bouvrie, CEC
Contactbijeenkomst

Er werden vier presentaties gegeven:
-  Asset Valuation and Verification in the Process Industry door Ko des Bouvrie (CEC)
   en Jim van Burk (SPIE)

-  Asset Valuation voor infrastructuur door Geert Fuchs (RHDHV)
-  Waarderen na de vastgoedcrisis door Stef Weekers (AT Osborne) (Pdf van de presentatie is op verzoek aan te vragen via info@dace.nl)
-  Waarde drijvers achter huizenprijzen door Peter van der Pijl (Brink Groep)

Stef Weekers, AT Osborne Paneldiscussie

Tot slot vond er een paneldiscussie plaats. Stellingen werden naar voren gebracht, waarop het enthousiaste en geïnteresseerde publiek kon reageren. Tijdens de netwerkborrel konden de deelnemers ideeën en suggesties uitwisselen met elkaar.

Kortom, een zeer geslaagde bijeenkomst!

Niels Vlieg, voorzitter NVBK Contactbijeenkomst


Contactbijeenkomst 14 maart 2013

Op 14 maart vond de eerste contactbijeenkomst van 2013 plaats in de Soester Duinen. Het thema van de bijeenkomst was "Kosten en Waarde van Duurzaamheid".

 
Contactbijeenkomst   Contactbijeenkomst

Voorafgaand aan de bijeenkomst vond een voorprogramma plaats, waarbij Gerard Filé (Royal HaskoningDHV) en Jacqueline Schlagwein (Arcadis) een terugblik gaven op het project "Extra spuicapaciteit Afsluitdijk".

 
Contactbijeenkomst   Sprekers

Tijdens de bijeenkomst werd een drietal presentaties gehouden:
De waarde en kosten van CO2-emissies - Jos Cozijnsen (Consultant Energie & Milieu)
Duur of Duurzaam? Hoe procesmatig verdienmodellen toepassen die geld besparen/opleveren -
  Richard Ruijtenbeek, Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam

Conceptual design of an Energy and Water Efficient Brewery - Hayco Bloemen, Heineken

 
Contactbijeenkomst   Contactbijeenkomst

De bijeenkomst werd afgesloten met een netwerkborrel.

Contactbijeenkomst 6 december 2012

Op 6 december vond de druk bezette (record opkomst 110 deelnemers!) vierde en tevens laatste contactbijeenkomst van 2012 plaats. Het thema van de bijeenkomst was "Cost Estimating/Engineering Tools".

Voorafgaand aan de bijeenkomst vond een voorprogramma plaats, waarbij Wim van den Brink (Rijkswaterstaat) een presentatie gaf over kosten in het Deltaprogramma.

Stand Galorath Stand Aspen Technology, Inc.

Deze contactbijeenkomst werd iets anders ingevuld dan gebruikelijk. Voorafgaand aan de DACE contactbijeenkomst hadden vier bedrijven, die Cost Estimating Software ontwikkelen, een stand ingericht in de zaal. Vanaf 14.30 uur was er de mogelijkheid om deze informatiestands te bezoeken en alle informatie te krijgen die men wenste. De deelnemende bedrijven die een stand hadden waren: Cost Engineering Consultancy, Brink Groep, Galorath en Aspen Technology.

Contactbijeenkomst Stand Cost Engineering Consultancy

Tijdens de bijeenkomst werd een drietal presentaties gehouden:
- IBIS-CALC: gestructureerd ramen - Harmen Tacke en Richard van Ammerzoden, Brink Groep
- Creating Flexible Model Based Estimates - Dan McCarthy, Aspen Technology, Inc.
- Capital Cost Estimating Tool - Jaap Vreeburg en Ferry Zöllner, Shell

Stand Brink Groep Contactbijeenkomst

Na de presentaties was er de mogelijkheid om onder het genot van een hapje en een drankje langs de stands te gaan om aanvullende informatie in te winnen.

De bijeenkomst werd afgesloten met een netwerkborrel.
Voor de presentatie van Brink Groep. "Gestructueerd ramen met IBIS-CALC", klik hier.
 

Contactbijeenkomst 20 september 2012

Op 20 september vond de derde contactbijeenkomst van 2012 plaats. Het thema van de bijeenkomst was "Contractvormen en hun invloed op de kostenraming".

Contactbijeenkomst Arno Rol, voorzitter DACE

Voorafgaand aan de bijeenkomst vond een voorprogramma plaats, waarbij Henrico Plantinga (ProRail) een presentatie gaf over Allianties bij spoorwerk SAAL.

Bart van der Roest, Rijkswaterstaat Niek Ridderbos, Van Hattum en Blankevoort

Tijdens de bijeenkomst werd een drietal presentaties gehouden:
Impact van contractvormen op projectkosten A2 Hooggelegen - Bart van der Roest, RWS
Kostprijsontwikkeling en contractvormen n.a.v. ervaringen opgedaan in de Alliantie van het project A2 Hooggelegen - Niek Ridderbos, Van Hattum en Blankevoort
Contracts & Costs - Large Engineering and Construction Projects (LECP's) in the Oil & Gas Industry - Kees Berends, Shell

Contactbijeenkomst Kees Berends, Shell

De bijeenkomst werd afgesloten met een netwerkborrel.
 

Contactbijeenkomst

Contactbijeenkomst 31 mei 2012

Op 31 mei vond de tweede contactbijeenkomst van 2012 plaats. Het thema van de bijeenkomst was "Probabilistische plannen".

Ton Kommers, ARAM Contactbijeenkomst

Voorafgaand aan de contactbijeenkomst vond een voorprogramma plaats, waarbij Aad Jongbloets (Tauw B.V.) een presentatie gaf over BIM@Tauw.

Jaap de Vries, RWS Contactbijeenkomst

Tijdens de bijeenkomst werd een drietal presentaties gehouden:
Probabilistische planning: Wat levert dat op? - Ton Kommers, ARAM
Risicoplanning bij RWS - Jaap de Vries, RWS
- Probabilistisch plannen als management tool bij projecten in de procesindustrie - Marco Eykelenboom, Fluor

Contactbijeenkomst Marco Eykelenboom, Fluor

De bijeenkomst werd afgesloten met een netwerkborrel.

De presentaties van Ton Kommers en Jaap de Vries kunt  u downloaden door op de naam van de presentator te klikken. 


Contactbijeenkomst 22 maart 2012

Op 22 maart vond de eerste contactbijeenkomst van 2012 plaats.
De bijeenkomst was georganiseerd in samenwerking met NESMA. Het thema van de bijeenkomst was "Cost Estimating of Software Development".

Frank Vogelezang, Ordina Eric van der Vliet, Logica

Voorafgaand aan de contactbijeenkomst vond een voorprogramma plaats, waarbij Kimberley Mayland een presentatie gaf over "Reference Class Forecasting".

Contactbijeenkomst Arno Rol, voorzitter DACE

Tijdens de bijeenkomst werd een viertal interessante presentaties gehouden:
De noodzaak om risico's van software op projecten te identificeren? De visie van NESMA  - Ton    Dekkers , President NESMA -
  Galorath International
Het bepalen van de grootte van software? Punten in plaats van M² - Ton Dekkers , President NESMA - Galorath International
Hoe omvang te vertalen naar kosten? Een Cost Model voor software - Frank Vogelezang, Ordina
Hoe software te positioneren in de begrotingsbehandeling? "Kleine" uitgaven met enorme impact - Eric van der Vliet,  Logica

De bijeenkomst werd afgesloten met een netwerkborrel.
 

Contactbijeenkomst 1 december 2011

Op 1 december vond de vierde en tevens de laatste contactbijeenkomst van 2011 plaats.
Deze bijeenkomst was georganiseerd in samenwerking met ISPA. Het thema van de bijeenkomst was "Parametric Estimating Challenge".

Internationale jury:
Gerard Filé, Hervé Joumier en Jason Dechoretz

Presentatie Team DATA

Voorafgaand aan de contactbijeenkomst vond een voorprogramma plaats, waarbij Ton de Vries en Erik Tempels (Rijkswaterstaat) een workshop gaven met de titel "LCC-ramingen, toepasbaarheid binnen RWS".

Contactbijeenkomst 1 december 2011 Presentatie PEC-team 1
   
Presentatie Team Bridging the Budget-Gap Team Bridging the Budget-Gap

Een aantal weken voor de contactbijeenkomst hadden twaalf deelnemers zich aangemeld om deel uit te willen maken van de drie PEC-teams. Zij hadden de opdracht gekregen een oeverbinding (brug/tunnel) parametrisch te ramen en presenteerden tijdens de bijeenkomst hun aanpak en uitkomsten aan de internationale jury. Het was een interactieve bijeenkomst met gelegenheid voor vragen en opmerkingen van de aanwezigen.

Jurylid Hervé Joumier Het winnende team: Team DATA

Aan het einde van de bijeenkomst werd het winnende team bekend gemaakt door de jury. De winnaars van Team DATA: Jacqueline Schlagwein - Arcadis, Laura Wouters - Tauw, Gerrit Morren - Arcadis, Jacek Pachocki - DHV.
De bijeenkomst werd afgesloten met een netwerkborrel.

De presentatie "LCC-ramingen, toepasbaarheid binnen RWS" van Ton de Vries en Erik Tempels is te downloaden door op de titel van de presentaties te klikken. 


Contactbijeenkomst 15 september 2011

Op 15 september vond de derde contactbijeenkomst van 2011 plaats. Deze bijeenkomst was georganiseerd in samenwerking met de NVBK. Het thema van de bijeenkomst was "Probabilistische Risico Analyse".

     
Contactbijeenkomst 15 september 2011       Presentatie Joep van der Meer, PRC/Arcadis

Voorafgaand aan de bijeenkomst vond een voorprogramma plaats, waarbij Hetty van der Zwaag en Koen Vermeer (DHV) een workshop gaven met de titel "Probabilistische ramen gedurende de looptijd van een project".

     
Presentatie Ton Blommestijn, Fluor       Presentatie Arno Willems, IV-Infra

Tijdens de druk bezochte bijeenkomst werd een drietal presentaties gehouden:
- Inleiding Probabilistische Risico Analyse - Joep van der Meer, PRC/Arcadis
- Probabilistische Risico Analyse in de aanbestedingsfase - Ton Blommestijn, Fluor
- Expertmeningen in Probabilistische Risico Analyse - Arno Willems, IV-Infra

     
Contactbijeenkomst 15 september 2011       Contactbijeenkomst 15 september 2011

De bijeenkomst werd afgesloten met een netwerkborrel.
Presentatie: Expertmeningen in Probabilistische Risico Analyse
Het document Uitleg Probalistische Risico Analyse zijn bij Bureau DACE op te vragen.
 

Afscheidsreceptie Jaap de Kleijn 8 september 2011

Op 8 september jl. heeft een groot aantal mensen afscheid kunnen nemen van Jaap de Kleijn, tot half juli directeur van DACE en NAP. Jaap heeft deze functie vanaf 2006 met veel enthousiasme, creativiteit en daadkracht vervuld.
Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de vitaliteit en uitbouw van activiteiten van DACE.

Afscheid Jaap de Kleijn

DACE-voorzitter Arno Rol roemde de vele nieuwe initiatieven die onder Jaap's leiding tot wasdom zijn gekomen. Al bij zijn aantreden initieerde Jaap een brainstorm met het bestuur over de missie van DACE.

Afscheid Jaap de Kleijn Toespraak Arno Rol

Jaap heeft in 2008 DANGER (DACE New Generation) opgericht en begeleid. Daarnaast initieerde Jaap de Kennisbank op de website van DACE. In juni 2011 verscheen een nieuw DACE Bulletin, dat nu geen nieuwsbrief meer is maar onder de bezielende leiding van Jaap een vakblad is geworden. Als slotoffensief lanceerde Jaap in juli jl. ook nog de site www.costandvalue.org, de intelligente zoekmachine voor CE's en VE's.
Ondertussen heeft hij met veel energie meegewerkt aan de nieuwe cursus Essenties van Cost Engineering, die onlangs een succes is gebleken.

 
Afscheid Jaap de Kleijn  

Jaap reageerde in zijn dankwoord: "Ik heb mijn werk met uitermate veel plezier gedaan".
 

Contactbijeenkomst 26 mei 2011

Op 26 mei vond de tweede contactbijeenkomst van 2011 plaats. Het thema van de bijeenkomst was "Project Planning - Scheduling - Control".

  
Contactbijeenkomst 26 mei 2011 Presentatie Arne Siewertsen (Bluewater)

Voorafgaand aan de contactbijeenkomst vond een openbaar GWW bijeenkomst plaats, waarbij Ruud Schoonhoven (Arcadis) een presentatie gaf over kostenkerngetallen.

  
Presentatie Marco Buijnsters (Balance) Presentatie Mark Winkelaar (Fluor)

Tijdens de bijeenkomst werd een drietal presentaties gehouden:
Tijd is geld - Arne Siewertsen, Bluewater
Earned Value Management - Marco Buijnsters, Balance
- Change Impact Assessment - Mark Winkelaar, Fluor

  
Contactbijeenkomst 26 mei 2011 Contactbijeenkomst 26 mei 2011

De bijeenkomst werd afgesloten met een netwerkborrel.
De presentaties Tijd is geld en Earned Value Management zijn bij Bureau DACE op te vragen. 
 

Contactbijeenkomst 10 maart 2011

De druk bezochte eerste bijeenkomst van 2011 met als thema “Value Creation in the future” vond op 10 maart jl. plaats in de Soester Duinen. 

Contactbijeenkomst 10 maart 2011 Presentatie Mariska van Dalen (Tebodin)

Voorafgaand aan de contactbijeenkomst vond een openbare GWW bijeenkomst plaats, waarbij Jeroen van Veldhuizen (ProRail) een presentatie gaf met de titel "Prestatie Gerichte Onderhoudscontracten".
De Special Interest Group Value Management lichtte tijdens deze bijeenkomst een tipje van de sluier op over hoe het vakgebied er in 2020 uitziet. Door Mariska van Dalen en Frans Tillemans (Tebodin) werd een presentatie "Cradle-to-Cradle? Value Management!" gegeven.
Thorsten Holtmuller (T-Xchange) en Ko des Bouvries (Cost Engineering Consultancy) gaven de presentatie "Value Management: the game".       

Presentatie
links Ko des Bouvrie (CEC), rechts Thorsten Holtmuller
(T-Xchange)
De aanwezigen

De dagvoorzitter, Eric van der Schans (Oranjewoud), legde aan het eind van de middag een aantal stellingen voor aan de deelnemers.

Contactbijeenkomst 25 november 2010

De laatste bijeenkomst van 2010 vond plaats in de Soester Duinen
Het thema was "CE & BIM - de kostendimensie in het bouwmodel", waarbij de volgende sprekers een presentatie hielden met aansluitend een paneldiscussie.

BIM - van hype naar praktijkintegratie - René Dorleijn, Movares
BIM = Budget Informatie Model - Bernd Karstenberg, Deerns
CE & BIM – de kostendimensie in het bouwmodel - Eric Borst, Royal Haskoning
Verdatarisering van bouwsector - Ted Peek, PRC

Bijeenkomst 25 november 2010 Paneldiscussie
 
Netwerken in de pauze De opkomst

 


Contactbijeenkomst 9 september 2010

Op 9 september vond het DACE-NVBK seminar plaats in Hotel Theater Figi te Zeist.
Het thema was “Bouwen zonder bloopers”.


             Hotel Theater Figi 

Tijdens het seminar werden vier presentaties gehouden:
* Project Betuweroute: Hoezo kostenoverschrijdingen? -  Martijn Gesink (PRC Kostenmanagement)
Kostenmanagement van een megaproject in het Midden-Oosten - Hein Tournaij (Fluor)
Nieuwbouw ziekenhuis Meander MC in Amersfoort - Willem Rodenhuis, Bouwdirecteur Meander MC (AT Osborne)
Het Maasvlakte 2 project - Ir. René van der Plas, Hoofd Realisatie Maasvlakte 2

   
                         Discussie
   
                         Panel  

Aansluitend vond een paneldiscussie plaats onder leiding van prof.ir. Hans de Jonge, hoogleraar Vastgoed TU Delft en directievoorzitter Brink Groep. Ter afsluiting was er een netwerkborrel.
De presentaties van de bijeenkomst zijn bij Bureau DACE op te vragen. 

Contactbijeenkomst 20 mei 2010

Op 20 mei vond de tweede contactbijeenkomst van dit jaar plaats. Het thema van de bijeenkomst was “Cost Engineering en Risicomanagement”.

Tijdens de bijeenkomst werd een tweetal presentaties gehouden:
Risk Management on a large topsides design project - Peter Astley MSc, ex AMEC
Risicomanagement bij grote infrastructurele projecten: regulier werk of een uitdaging? -
   Victor Ludlam, ProRail

   
 Peter Astley  Victor Ludlam

Tevens zijn de plannen van de SIG Probabilistic Risk Analysis gepresenteerd.
Na afloop is in de buitenlucht nog nageborreld en nagepraat.


DACE-ISPA Seminar 4 maart 2010

Thema: 'Parametrische Analyse' in samenwerking met de International Society of Parametric Analysts (ISPA)

Presentaties gegeven door:
- Dale Shermon, PRICE Systems, UK,
  (schrijver van het boek 'Systems Cost Engineering' en winnaar van de Freiman Award 2009)
- Jason Dechoretz, MCR, USA
  (Voorzitter van de ISPA Board of Directors)
- Marcel Smit, TNO
- Michel van Pelt, European Space Agency en Bram Voslamber, Shell

Tevens is het Memorandum of Understanding getekend door de voorzitters van DACE en ISPA.

Arno Rol en Jason Dechoretz tekenen de MoU
2009:

4 november 2009

Seminar "Van crisis naar kans" 
De volgende presentaties werden gehouden:
Welkom en Keynote speaker, Patrick Buck, Prorail
Target Costing, Goof Pruijsen
Waar voor ons geld!, Koen Schmitz, Prorail en Anand Ramdien, Rijkswaterstaat
Green Valuemanagement, Ruud Loeve, PRC
Value Management in de Truckindustrie, Jos Verschuijten, Drive to Quality
VE voor ontwikkeling, Frits Willems, Flow-Way
Value Management bij ingenieursbureaus, Wim Hoogduijn, Jacobs

Er waren ook verschillende workshops te volgen:
Introductieworkshop Value Engineering
Toolbox meeting
Toepassen VE op een eenvoudige case


17 september 2009

Seminar DACE en NVBK, met als thema "Kosten en Waarde van Duurzaamheid".
Presentaties verzorgd door mevrouw M. van Dalen, de heer dr. C. Cronenberg, de heer R. Berghuijs, de heer ir. J. Vogtlander en de heer dr.ir. T. de Jonge.
De presentatie Kosten en waarden C2C ontwerp van mevrouw M. van Dalen is bij Bureau DACE op te vragen.

                  
12 maart 2009

Thema: "Life Cycle Costing / Total Cost of Ownership"
Duurzaam ondernemen door een focus op Life Cycle Costing (LCC), Martin Bunnik, Fluor
Uitbesteding heftruckvloot leidt tot vertraging TCO, Vincent Weinschenk, Districon
Anders kijken, meer bereiken  Activity-Based LCC, Peter van Gestel, DeltaPi

2008:

27 november 2008

Seminar “Cost Engineering Process Industry, kennis delen en toepassen”
DACE Normenboek, R.van Hoeve, Fabricom GTI Major Projects bv
Locatie factoren, A. Jansen, CEC
Internationale bouwkosten Index, J.A.G. Dukers, Dukers & De Cock
"Kennis delen" Hoe doe je dat?, J.C. Lammertse, Fluor

15 september 2008

Seminar "Kosten en waarde van de Zuidas" (in samenwerking met de NVBK).
Zuidas, geschiedenis, business case, uitdagingen - mr.drs. L.C. Brinkman, voorzitter Bouwend Nederland
Zuidas, ramen en beheersen van de kosten en risico’s - ir. A.L.M. van Eekelen MBA, Directeur PRC – Projectmanagement & Advies
Zuidas, analysen en beheersen van de waarde - ir. H. A. A. Habib, Managing Director Grontmij - Environment & Transportation

13 maart 2008

Prijsvorming via Europees aanbesteden
EU-regelgeving, uitdaging en ontwikkeling - prof.mr.dr. M.A.B. Chao-Duivis, TU Delft
Europees aanbesteden in de praktijk - mr.ir. M. Weisenborn, Tebodin BV
EU-tenders in de industrie, infra en bouw - J. Niks, Ballast Nedam
De presentaties van prof.mr.dr. M.A.B. Chao-Duivis en mr.ir. M. Weisenborn zijn bij Bureau DACE op te vragen.

2007:

29 november 2007

Seminar "Kostenmanagement in de GWW".
Rail Case Base - Fred Hop, ProRail
CROW-Objectenbibliotheek: interactieve demonstratie - Paul Jansen, CROW
Probabilistisch ramen - Bert Schilder en Arnaud Bots, DHV & Arcadis
BDB Indexatie - Ted Peek, namens de Stichting BDB
Systems engineering en bouwkosten - Timo Gilling, Movares
Functioneel specificeren en ramingen - Paul Govaerts, DHV
 

20 september 2007

Valkuilen en uitdagingen bij schatten en begroten
Begroten in de huidige marktomstandigheden – A. Blok, Fluor
Rekenkundige en statistische valkuilen – Dr. M.S.A. Vrijland, €duCo$t
Begroten in de staalwereld – N. Hoogendijk, Hollandia
 

15 maart 2007

Quantity Surveying
Royal Institute of Chartered Surveyors, RICS Nederland - E.L. Nypels
"Quantity surveying - de Engelse aanpak in Nederland - kansrijk of kansloos?" - Ir. E. Frehe, Stevens en Van Dyck
Quantity Surveying in de procesindustrie - J. McCracken, contractmanager bij Fabricom GTI

2006:

30 november 2006

Seminar ‘Succes van Value Management in Nederland?!’
met presentaties van Shell, Universiteit Twente, ProRail en Cleton & Com

Value Engineering in de praktijk - Universiteit Twente
Aanpak Value Management binnen Prorail - Prorail
Increasing Value of capital projects - Shell
Succes van Value Management in Nederland - Cleton & Com
 

21 september 2006

Van cost-engineer naar contract-manager -  J. Brussel (Honeywell)
Investeringsramingen Zuiderzeelijn - ir. A.H. Rol (Movares)
 

16 maart 2006

Cost Engineering: core competence of an owners organization - Ir. A. van der Werf, Project Manager DuPont en bestuurslid DACE
Effect of Competency Deployment on Project Performance - Patrick Voogd, Independent Project Analysis: Europe (IPA)
The owner his driver is profitability of the production facility - Robin Hutchinson,
Project Management Services Manager voor zowel Upstream als Downstream (E&P and Global Solutions) van Shell Global Solutions
 



2005

8 december 2005

Zijn organisaties betere opleiders dan de onderwijsinstellingen? - ing. M. Gesink, bestuurslid NVBK en directeur PRC Kostenmanagement B.V.
Reliability and Accuracy of Estimates - S.G.J. Boeschoten, DSM
 

8 september 2005

Thema “life-cycle cost (LCC)”
Life cycle value optimizations during design - M. Bunnik, Fluor
Civiele constructies: ontwerp – bouwen - onderhouden - ir. J.P.M. Dries, BAM Civiel Projecten

17 maart 2005

Temmen van ontwerpproblemen: nut en noodzaak - ir. L.C.M.M. van Geffen, Universiteit Twente
Ervaringen van ProRail met Design & Construct contractvormen - ing. G.K. van der Wal, ProRail
Standaardisatie van life cycle data leidt tot betere cost estimates - P.W.H.M. van Exel en Mr D. Sud, USPI-NL       

Deze presentaties zijn bij Bureau DACE op te vragen


2004

23 maart 2004

Betuweroute karakteristieken van het infrastructuurproject  - ir P. Buck, projectdirecteur Betuwelijn
 

9 september 2004

Goed management houdt de risico’s in het oog - J.K. Vrijling, TU-Delft
Deze presentatie is helaas niet te downloaden.


9 december 2004

Kennismanagement 
Corus and Sharing Best practices - ir. A.W. van Haeften (Corus Staal)
Gedeelde kennis is dubbele kennis - ir. E. Mensink (Heddes Bouw)
Estimate Centric Execution and Knowledge Management - ir. P.P. Pruijn & J.C. Lammertse (Fluor Daniël B.V.)
 

Partners

Close